Summary
Dutch
Detailed Translations for filter from Dutch to Spanish
filter:
-
de filter (filterzakje)
-
filter (regel)
-
filter
Translation Matrix for filter:
Noun | Related Translations | Other Translations |
filtro | filter; filterzakje; regel | |
filtro de papel | filter; filterzakje | |
regla | filter; regel | liniaal; menstruatie; ongesteldheid; orde; regel; regelgeving; regeling; reglement; regularisatie; voorschrift; wet |
rejilla | filter; filterzakje | bagagenet; bagagerek; droogrek; grendels; grill; latwerk; raster; rastering; rasterwerk; rek; rooster; stellage; stelling |
Related Words for "filter":
filteren:
-
filteren (doorzijgen; zeven; filtreren; ziften)
-
filteren (doorsijpelen)
Conjugations for filteren:
o.t.t.
- filter
- filtert
- filtert
- filteren
- filteren
- filteren
o.v.t.
- filterde
- filterde
- filterde
- filterden
- filterden
- filterden
v.t.t.
- heb gefilterd
- hebt gefilterd
- heeft gefilterd
- hebben gefilterd
- hebben gefilterd
- hebben gefilterd
v.v.t.
- had gefilterd
- had gefilterd
- had gefilterd
- hadden gefilterd
- hadden gefilterd
- hadden gefilterd
o.t.t.t.
- zal filteren
- zult filteren
- zal filteren
- zullen filteren
- zullen filteren
- zullen filteren
o.v.t.t.
- zou filteren
- zou filteren
- zou filteren
- zouden filteren
- zouden filteren
- zouden filteren
en verder
- is gefilterd
- zijn gefilterd
diversen
- filter!
- filtert!
- gefilterd
- filterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for filteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
filtrar | filtering; schifting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
colar | doorsijpelen; filteren | laten doorsijpelen; percoleren |
filtrar | doorsijpelen; doorzijgen; filteren; filtreren; zeven; ziften | afdruipen; doorlekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; in straaltjes afdruipen; laten doorsijpelen; percoleren; sijpelen; uitdruppelen; uitfilteren |
filtrarse | doorsijpelen; filteren | afdruipen; afdruppelen; doordouwen; doordringen; doorzetten; penetreren; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken |
Related Words for "filteren":
Wiktionary Translations for filteren:
filteren
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) door een filter tevoorschijn doen komen
- filteren → filtrar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• filteren | → filtrar | ↔ filter — to sort, sift, or isolate |
• filteren | → filtrarse | ↔ filter — to pass through a filter or to act as though passing through a filter |
• filteren | → filtrar | ↔ filtrer — passer par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants. |