Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. freak:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for freak from Dutch to Spanish

freak:

freak [de ~] noun

  1. de freak (maniak)
    el loco; el maniático; el fanático; el lunático

Translation Matrix for freak:

NounRelated TranslationsOther Translations
fanático freak; maniak aanhouder; doordrammer; dweper; fanaat; fanaticus; fanatiekeling; haarklover; ijveraar; kwezel; maniak; mierenneuker; muggenzifter; scherpslijper; zeloot
loco freak; maniak achterlijke; dolleman; dwaas; geesteszieke; gek; geschifte; gestoorde; idioot; imbeciel; krankzinnige; mafketel; mallerd; malloot; onnozelaar; pias; waanzinnige; zot; zottin; zwakzinnige
lunático freak; maniak
maniático freak; maniak dweper; fanaat; fanaticus; fanatiekeling; ijveraar; maniak; scherpslijper; vakidioot; zeloot
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fanático bezeten; bezetene; dweepziek; dweperig; fanatiek; fanatieke
loco achterlijk; dwaas; eigenaardig; geestesziek; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; onbezonnen; onwijs; stupide; tureluurs; typisch; vreemd; waanzinnig; zot; zwakzinnig
lunático lijdend aan maanziekte; maanziek
maniático maniakaal

Related Words for "freak":


Wiktionary Translations for freak:


Cross Translation:
FromToVia
freak computín geek — expert in a technical field, particularly to do with computers
freak friki; flipado; chiflado geek — person intensely interested in a particular field or hobby