Dutch
Detailed Translations for frommelen from Dutch to Spanish
frommelen:
-
frommelen
Conjugations for frommelen:
o.t.t.
- frommel
- frommelt
- frommelt
- frommelen
- frommelen
- frommelen
o.v.t.
- frommelde
- frommelde
- frommelde
- frommelden
- frommelden
- frommelden
v.t.t.
- heb gefrommeld
- hebt gefrommeld
- heeft gefrommeld
- hebben gefrommeld
- hebben gefrommeld
- hebben gefrommeld
v.v.t.
- had gefrommeld
- had gefrommeld
- had gefrommeld
- hadden gefrommeld
- hadden gefrommeld
- hadden gefrommeld
o.t.t.t.
- zal frommelen
- zult frommelen
- zal frommelen
- zullen frommelen
- zullen frommelen
- zullen frommelen
o.v.t.t.
- zou frommelen
- zou frommelen
- zou frommelen
- zouden frommelen
- zouden frommelen
- zouden frommelen
en verder
- is gefrommeld
- zijn gefrommeld
diversen
- frommel!
- frommelt!
- gefrommeld
- frommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for frommelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
farfullar | frommelen | aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; bazelen; broddelen; er slap bijhangen; knoeien; lallen; mompelen; murmelen; murmeren; prutsen; raffelen; rommelen; rotzooien; scharrelen; slap hangen; wauwelen |