Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gasthuis:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gasthuis from Dutch to Spanish

gasthuis:

gasthuis [het ~] noun

  1. het gasthuis (logement; herberg)
    la casa de huéspedes; la fonda
  2. het gasthuis (ziekenhuis; hospitaal)
    el hospital; la clínica; el sanatorio

Translation Matrix for gasthuis:

NounRelated TranslationsOther Translations
casa de huéspedes gasthuis; herberg; logement herberg; hotel; kosthuis; pension
clínica gasthuis; hospitaal; ziekenhuis kliniek
fonda gasthuis; herberg; logement buffet; koud buffet
hospital gasthuis; hospitaal; ziekenhuis dolhuis; gekkenhuis; gesticht; inrichting; krankzinnigengesticht; krankzinnigeninrichting; psychiatrische inrichting
sanatorio gasthuis; hospitaal; ziekenhuis gezondheidsoord; herstellingsoord; kuuroord; revalidatiecentrum; sanatorium

Related Words for "gasthuis":

  • gasthuizen

Wiktionary Translations for gasthuis:


Cross Translation:
FromToVia
gasthuis hospital hospital — building