Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. geneigdheid:


Dutch

Detailed Translations for geneigdheden from Dutch to Spanish

geneigdheid:

geneigdheid [de ~ (v)] noun

  1. de geneigdheid (inclinatie; neiging; hang; gezindheid)
    la tendencia; la inclinación
  2. de geneigdheid (tendens; neiging; trend)
    la tendencia; el propósito; la intención

Translation Matrix for geneigdheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
inclinación geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging afgang; berm; buiging; confessie; declinatie; dijkhelling; draaiing; geloof; geloofsovertuiging; genegenheid; gerichtheid; gerichtheid op; gezindheid; gezindte; glooiing; helling; inclinatie; inzakking; kromming; nijging; oriëntatie; oriëntatie op; overtuiging; scheefheid; scheefte; schuinheid; schuinte; steilte; talud; tendentie; vaststaande mening
intención geneigdheid; neiging; tendens; trend bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; gerichtheid; inhoud; oogmerk; opzet; oriëntatie; plan; strekking; tendens; voornaamheid; voornemen; wat ergens in zit; welgemanierdheid
propósito geneigdheid; neiging; tendens; trend deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; gerichtheid; laag; niveau; oogmerk; opzet; oriëntatie; peil; plan; stand; toeleg; voornaamheid; voornemen; welgemanierdheid
tendencia geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; neiging; tendens; trend geest; gerichtheid; gerichtheid op; gezindheid; mode; modeverschijnsel; oriëntatie; oriëntatie op; overtuiging; strekking; tendens; tendentie; teneur; trend; vaststaande mening

Related Words for "geneigdheid":


External Machine Translations: