Dutch
Detailed Translations for geraakt from Dutch to Spanish
geraakt:
-
geraakt (getoucheerd)
-
geraakt (kapot van; getroffen; geëmotioneerd; aangedaan; aangeslagen; geroerd; aangegrepen)
Translation Matrix for geraakt:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
conmovido | geraakt; getoucheerd | aangedaan; bewogen; emotioneel; gepassioneerd; geroerd; getroffen; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd; onthutst; ontroerd; ontsteld; paf; perplex |
deshecho | aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van | bekaf; ongedaan; ontbonden; opgeheven; uiteengegaan; uiteengevallen |
desstrozado | aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van |
Related Words for "geraakt":
geraken:
-
geraken (belanden; terechtkomen; verzeilen)
venir a parar; salir; acabar; llegar; ir a parar; resultar-
venir a parar verb
-
salir verb
-
acabar verb
-
llegar verb
-
ir a parar verb
-
resultar verb
-
-
geraken (terecht komen)
Conjugations for geraken:
o.t.t.
- geraak
- geraakt
- geraakt
- geraken
- geraken
- geraken
o.v.t.
- geraakte
- geraakte
- geraakte
- geraakten
- geraakten
- geraakten
v.t.t.
- ben geraakt
- bent geraakt
- is geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
v.v.t.
- was geraakt
- was geraakt
- was geraakt
- waren geraakt
- waren geraakt
- waren geraakt
o.t.t.t.
- zal geraken
- zult geraken
- zal geraken
- zullen geraken
- zullen geraken
- zullen geraken
o.v.t.t.
- zou geraken
- zou geraken
- zou geraken
- zouden geraken
- zouden geraken
- zouden geraken
diversen
- geraak!
- geraakt!
- geraakt
- gerakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for geraken:
raken:
-
raken (betreffen; aangaan)
-
raken (beïnvloeden; treffen)
influenciar; afectar; influir en; conmover; tener suerte; adoptar; tener que ver con-
influenciar verb
-
afectar verb
-
influir en verb
-
conmover verb
-
tener suerte verb
-
adoptar verb
-
tener que ver con verb
-
-
raken (treffen; beroeren)
pegar; tomar; alcanzar; golpear; emocionar; dar golpes; encontrar; mover; adoptar; comer un peón; batir; azotar; revolver; conmover; tener suerte-
pegar verb
-
tomar verb
-
alcanzar verb
-
golpear verb
-
emocionar verb
-
dar golpes verb
-
encontrar verb
-
mover verb
-
adoptar verb
-
comer un peón verb
-
batir verb
-
azotar verb
-
revolver verb
-
conmover verb
-
tener suerte verb
-
-
raken (ontroeren; treffen)
– hem een klap, schot of stoot toebrengen 1 -
raken (terechtkomen; treffen)
Conjugations for raken:
o.t.t.
- raak
- raakt
- raakt
- raken
- raken
- raken
o.v.t.
- raakte
- raakte
- raakte
- raakten
- raakten
- raakten
v.t.t.
- heb geraakt
- hebt geraakt
- heeft geraakt
- hebben geraakt
- hebben geraakt
- hebben geraakt
v.v.t.
- had geraakt
- had geraakt
- had geraakt
- hadden geraakt
- hadden geraakt
- hadden geraakt
o.t.t.t.
- zal raken
- zult raken
- zal raken
- zullen raken
- zullen raken
- zullen raken
o.v.t.t.
- zou raken
- zou raken
- zou raken
- zouden raken
- zouden raken
- zouden raken
en verder
- ben geraakt
- bent geraakt
- is geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
- zijn geraakt
diversen
- raak!
- raakt!
- geraakt
- rakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
raken (treffen)
Translation Matrix for raken:
Related Words for "raken":
Synonyms for "raken":
Antonyms for "raken":
Related Definitions for "raken":
Wiktionary Translations for raken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• raken | → pegar; golpear; dar; batir | ↔ hit — to give a blow |
• raken | → encontrarse | ↔ meet — converge and touch |
• raken | → tocar | ↔ touch — make physical contact with |
• raken | → tocar | ↔ touch — affect emotionally |
• raken | → alcanzar; conseguir | ↔ atteindre — toucher de loin au moyen d’un projectile. |
• raken | → volverse; llegar a ser | ↔ devenir — commencer à être ce qu’on n’était pas ; passer d’une situation, d’un état à un autre. |
• raken | → golpear; pegar | ↔ frapper — A TRIER |
• raken | → llegar | ↔ parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général) |
• raken | → mirar; concernir; incumbir | ↔ regarder — voir, observer |
• raken | → tocar | ↔ toucher — Mettre la main sur quelque chose |