Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gerief:
  2. gerieven:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gerief from Dutch to Spanish

gerief:

gerief [het ~] noun

  1. het gerief
    el confort; la comodidad; la necesidades

Translation Matrix for gerief:

NounRelated TranslationsOther Translations
comodidad gerief behaaglijkheid; behendigheid; comfort; gemak; gemakkelijkheid; gemoedelijkheid; geriefelijkheid; gerieflijkheid; gezelligheid; handigheid; inschikkelijkheid; knusheid; kunst; kunstgreep; kunstje; lichtheid; soepelheid; truc
confort gerief behaaglijkheid; comfort; gemak; gemakkelijkheid; geriefelijkheid
necesidades gerief

Related Words for "gerief":


Wiktionary Translations for gerief:

gerief
noun
  1. gemak, comfort

gerieven:

gerieven verb (gerief, gerieft, geriefde, geriefden, geriefd)

  1. gerieven
    servir

Conjugations for gerieven:

o.t.t.
  1. gerief
  2. gerieft
  3. gerieft
  4. gerieven
  5. gerieven
  6. gerieven
o.v.t.
  1. geriefde
  2. geriefde
  3. geriefde
  4. geriefden
  5. geriefden
  6. geriefden
v.t.t.
  1. heb geriefd
  2. hebt geriefd
  3. heeft geriefd
  4. hebben geriefd
  5. hebben geriefd
  6. hebben geriefd
v.v.t.
  1. had geriefd
  2. had geriefd
  3. had geriefd
  4. hadden geriefd
  5. hadden geriefd
  6. hadden geriefd
o.t.t.t.
  1. zal gerieven
  2. zult gerieven
  3. zal gerieven
  4. zullen gerieven
  5. zullen gerieven
  6. zullen gerieven
o.v.t.t.
  1. zou gerieven
  2. zou gerieven
  3. zou gerieven
  4. zouden gerieven
  5. zouden gerieven
  6. zouden gerieven
diversen
  1. gerief!
  2. gerieft!
  3. geriefd
  4. gerievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gerieven:

NounRelated TranslationsOther Translations
servir opdienen; serveren
VerbRelated TranslationsOther Translations
servir gerieven aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijgieten; bijspringen; bijstaan; dienen; dienst doen; doneren; eten opscheppen; geven; gunnen; gunst verlenen; handreiken; helpen; inschenken; intappen; knoppen bedienen; ondersteunen; opdienen; opdissen; opscheppen; schenken; seconderen; serveren; tappen; van dienst zijn; voorschotelen; voorzetten; weldoen

Related Words for "gerieven":