Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Translate glazuren

Translate glazuren from Dutch to Spanish

Summary

Dutch to Spanish: more detail...

glazuren:
- glasear; almibarar; esmaltar
glazuur:
- esmalte; glaseado; vidriado; esmaltería
Wiktionary:
- glazuren → vidriar, esmaltar, glasear, alcorzar
- glazuren → velar
- glazuur → barniz vitrificable, esmalte, glasura, azúcar glaseada, azúcar glaseado
- glazuur → frita, esmalte

Dutch

Detailed Translations for glazuren from Dutch to Spanish

glazuren:

glazuren verb (glazuur, glazuurt, glazuurde, glazuurden, geglazuurd)

glazuren (verglazen; met glazuur bedekken)
glasear; almibarar; esmaltar
- glasear verb
- almibarar verb
- esmaltar verb

Conjugations for glazuren:

o.t.t.

glazuur
glazuurt
glazuurt
glazuren
glazuren
glazuren

o.v.t.

glazuurde
glazuurde
glazuurde
glazuurden
glazuurden
glazuurden

v.t.t.

heb geglazuurd
hebt geglazuurd
heeft geglazuurd
hebben geglazuurd
hebben geglazuurd
hebben geglazuurd

v.v.t.

had geglazuurd
had geglazuurd
had geglazuurd
hadden geglazuurd
hadden geglazuurd
hadden geglazuurd

o.t.t.t.

zal glazuren
zult glazuren
zal glazuren
zullen glazuren
zullen glazuren
zullen glazuren

o.v.t.t.

zou glazuren
zou glazuren
zou glazuren
zouden glazuren
zouden glazuren
zouden glazuren

en verder

is geglazuurd
zijn geglazuurd

diversen

glazuur!
glazuurt!
geglazuurd
glazurend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for glazuren:

Verb	Related Translations	Other Translations
almibarar	glazuren; met glazuur bedekken; verglazen	glaceren
esmaltar	glazuren; met glazuur bedekken; verglazen	emailleren; moffelen
glasear	glazuren; met glazuur bedekken; verglazen	glaceren

Related Words for "glazuren":

glazuur

Wiktionary Translations for glazuren:

glazuren

verb

met een laag glazuur bedekken
- glazuren → vidriar; esmaltar
met een laag glanzende suiker bedekken
- glazuren → glasear; alcorzar

Cross Translation:

From	To	Via
• glazuren	→ velar	↔ glaze — to apply a thin layer of coating

glazuren form of glazuur:

glazuur [het ~] noun

het glazuur (verglaassel; glazuurwerk)
el esmalte; el glaseado; el vidriado; la esmaltería
- esmalte [el ~] noun
- glaseado [el ~] noun
- vidriado [el ~] noun
- esmaltería [la ~] noun

Translation Matrix for glazuur:

Noun	Related Translations	Other Translations
esmalte	glazuur; glazuurwerk; verglaassel	graffiti; ingekrast muurinschrift
esmaltería	glazuur; glazuurwerk; verglaassel
glaseado	glazuur; glazuurwerk; verglaassel	mattering
vidriado	glazuur; glazuurwerk; verglaassel
Modifier	Related Translations	Other Translations
glaseado		geglaceerd; geglansd; geglazuurd

Related Words for "glazuur":

glazuren

Wiktionary Translations for glazuur:

glazuur

noun

2
- glazuur → barniz vitrificable; esmalte; glasura
mengsel van poedersuiker...
- glazuur → azúcar glaseada; azúcar glaseado

Cross Translation:

From	To	Via
• glazuur	→ frita; esmalte	↔ glaze — coating on pottery