Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. hangen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for hangt from Dutch to Spanish

hangt form of hangen:

hangen verb (hang, hangt, hing, hingen, gehangen)

  1. hangen (afhangen)
  2. hangen (zweven)
    flotar

Conjugations for hangen:

o.t.t.
  1. hang
  2. hangt
  3. hangt
  4. hangen
  5. hangen
  6. hangen
o.v.t.
  1. hing
  2. hing
  3. hing
  4. hingen
  5. hingen
  6. hingen
v.t.t.
  1. heb gehangen
  2. hebt gehangen
  3. heeft gehangen
  4. hebben gehangen
  5. hebben gehangen
  6. hebben gehangen
v.v.t.
  1. had gehangen
  2. had gehangen
  3. had gehangen
  4. hadden gehangen
  5. hadden gehangen
  6. hadden gehangen
o.t.t.t.
  1. zal hangen
  2. zult hangen
  3. zal hangen
  4. zullen hangen
  5. zullen hangen
  6. zullen hangen
o.v.t.t.
  1. zou hangen
  2. zou hangen
  3. zou hangen
  4. zouden hangen
  5. zouden hangen
  6. zouden hangen
diversen
  1. hang!
  2. hangt!
  3. gehangen
  4. hangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hangen [het ~] noun

  1. het hangen
    el colgar

Translation Matrix for hangen:

NounRelated TranslationsOther Translations
colgar hangen
flotar wegdobberen; wegdrijven
VerbRelated TranslationsOther Translations
colgar ergens aan hangen; naarbeneden hangen; ophangen; opknopen
depender de afhangen; hangen
flotar hangen; zweven dobberen; gemakkelijk gaan; vlotten

Related Words for "hangen":


Synonyms for "hangen":


Related Definitions for "hangen":

  1. niet rechtop staan of zitten1
    • de bloemen lieten hun kopjes hangen1
  2. aan een punt boven de grond vastmaken1
    • hij hing het schilderij boven de bank1

Wiktionary Translations for hangen:


Cross Translation:
FromToVia
hangen colgar hang — to be or remain suspended
hangen colgar hang — to cause to be suspended
hangen ahorcar hang — to execute by suspension from the neck
hangen colgar; pender pendreattacher une chose, une personne ou un animal en haut par une de ses parties, de manière qu’elle ne toucher pas en bas.
hangen colgar; pender retombertomber encore.