Dutch

Detailed Translations for herzagen from Dutch to Spanish

herzien:

Conjugations for herzien:

o.t.t.
  1. herzie
  2. herziet
  3. herziet
  4. herzien
  5. herzien
  6. herzien
o.v.t.
  1. herzag
  2. herzag
  3. herzag
  4. herzagen
  5. herzagen
  6. herzagen
v.t.t.
  1. heb herzien
  2. hebt herzien
  3. heeft herzien
  4. hebben herzien
  5. hebben herzien
  6. hebben herzien
v.v.t.
  1. had herzien
  2. had herzien
  3. had herzien
  4. hadden herzien
  5. hadden herzien
  6. hadden herzien
o.t.t.t.
  1. zal herzien
  2. zult herzien
  3. zal herzien
  4. zullen herzien
  5. zullen herzien
  6. zullen herzien
o.v.t.t.
  1. zou herzien
  2. zou herzien
  3. zou herzien
  4. zouden herzien
  5. zouden herzien
  6. zouden herzien
en verder
  1. is herzien
  2. zijn herzien
diversen
  1. herzie!
  2. herziet!
  3. herzien
  4. herziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for herzien:

NounRelated TranslationsOther Translations
alternar schakeren
desarrollar beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
extraer aftappen; pull
mejorar verbeteren
rehabilitar revalideren
VerbRelated TranslationsOther Translations
alterar afwisselen; amenderen; herzien; modificeren; omwerken; veranderen; verwisselen; wijzigen aanroeren; aanstippen; door elkaar halen; even aanraken; in de war maken; ontregelen; overhoophalen; toucheren; verstoren; vertoornen
alternar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
cambiar afwisselen; amenderen; herzien; modificeren; omwerken; veranderen; verwisselen; wijzigen Wisselen; aflossen; converteren; fluctueren; hernieuwen; herstellen; iets omdraaien; inruilen; inwisselen; kenteren; omkeren; omruilen; omwisselen; omzetten; omzwaaien; overstappen; remplaceren; renoveren; restaureren; ruilen; variëren; verbeteren; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen; wijzigen; wisselen
cambiar por afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen aflossen; converteren; omzetten; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
convertir afwisselen; amenderen; herzien; modificeren; omwerken; veranderen; verwisselen; wijzigen bekeren; converteren; herleiden; iets omdraaien; ombouwen; omkeren; omrekenen; omzetten; terugvoeren; verwisselen
convertirse en afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen evolueren; graven; in het leven roepen; maken; ontstaan; ontwikkelen; opdelven; opgraven; oprijzen; rijzen; scheppen; voortkomen; worden
corregir beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren beproeven; corrigeren; fiksen; goedmaken; heroveren; herstellen; hervinden; keuren; maken; onderzoeken; rechtstrijken; rechtzetten; rectificeren; repareren; restaureren; terugvinden; testen; verbeteren; vernieuwen
desarrollar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen bewerkstelligen; geschikt maken voor bebouwing; graven; in het leven roepen; maken; ontginnen; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; opdelven; opfleuren; opgraven; realiseren; scheppen; tot bloei komen; tot ontwikkeling brengen; tot volle wasdom komen; uiteenvouwen; verwerkelijken; verwezenlijken
desarrollarse afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen evolueren; graven; ontluiken; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; opdelven; opgraven; plaatsen; scheppen; situeren; tot wasdom komen; zich afspelen; zich ontsluiten
desplegar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen bikken; distribueren; eten; geuren; graven; losgooien; loswerpen; naar binnen werken; nader verklaren; ontvouwen; ontwikkelen; opdelven; openspreiden; openvouwen; opgraven; pralen; pronken; ronddelen; scheppen; spreiden; te kijk lopen met; toelichten; tot ontwikkeling brengen; uitbeitelen; uitbikken; uiteenzetten; uitklappen; uitleggen; uitreiken; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; verdelen; verduidelijken
elaborar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; behandelen; boetseren; fabriceren; maken; modelleren; omlijnen; ontplooien; ontwikkelen; produceren; tot ontwikkeling brengen; tot wasdom komen; uitstippelen; uitzetten; vervaardigen; verzorgen; voortbrengen; vorm geven; vormen
enmendar amenderen; herzien; modificeren; omwerken; veranderen; wijzigen
evolucionar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen evolueren; geschikt maken voor bebouwing; ontginnen; ontplooien; ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen; tot wasdom komen
extraer afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen aftappen; concipiëren; extraheren; gewinnen; lenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontlenen; pull; tappen; tornen; uithalen; uitpakken; uittrekken
fabricar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
instruir afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen bijbrengen; doceren; inlichten; instructie geven; instrueren; lesgeven; onderrichten; onderwijzen; opdracht geven; opdragen; opleiden; scholen; voorlichten
mejorar beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren beter worden; beteren; corrigeren; goed gaan; het goed maken; leven beteren; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; progressie maken; renoveren; restaureren; verbeteren; veredelen; verfijnen; vooruitbrengen; vooruitgang boeken
modificar afwisselen; amenderen; herzien; modificeren; omwerken; veranderen; verwisselen; wijzigen bewerken; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; maken; opnieuw doen; overdoen; rechtzetten; repareren; verbouwen; vertimmeren; wijzigen
perfeccionar beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren beteren; bijleren; bijschaven; compleet maken; completeren; corrigeren; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; leven beteren; perfectioneren; verbeteren; veredelen; verfijnen; vervolledigen; volledig maken
rectificar beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren corrigeren; ding rechtzetten; gelijkrichten; goedmaken; in goede banen leiden; rechtstrijken; rechttrekken; rechtzetten; rectificeren; verbeteren
reformar afwisselen; amenderen; hervormen; herzien; modificeren; omwerken; reformeren; veranderen; verwisselen; wijzigen hernieuwen; herstellen; hervormen; kerk hervormen; nieuw leven inblazen; omvormen; opnieuw doen; overdoen; reformeren; renoveren; reorganiseren; restaureren; verbeteren; verbouwen; vernieuwen; vertimmeren; vervormen
rehabilitar beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren hernieuwen; heroveren; herstellen; hervinden; nieuw leven inblazen; opknappen; rehabiliteren; renoveren; repareren; restaureren; revalideren; terugvinden; verbeteren; vernieuwen
remendar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen fiksen; goedmaken; herstellen; in het leven roepen; klusje opknappen; klussen; maken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; rechtzetten; renoveren; repareren; restaureren; scheppen; tot stand brengen; verstellen; voor elkaar krijgen
renovar beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren aflossen; hernieuwen; herstellen; in goede staat brengen; nieuw leven inblazen; opknappen; opnieuw doen; overdoen; remplaceren; renoveren; restaureren; verbeteren; verbouwen; vernieuwen; vertimmeren; vervangen; verwisselen; wederopbouwen
reparar afwisselen; beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; veranderen; verbeteren; verwisselen; wijzigen fiksen; gezond maken; goed gaan; goedmaken; hernieuwen; herstellen; herstructureren; het goed maken; hotfix; hotfixpakket; in het leven roepen; maken; rechtzetten; rectificeren; renoveren; repareren; restaureren; scheppen; tot stand brengen; verbeteren; vernieuwen; verstellen; voor elkaar krijgen
revelar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen aanbrengen; aangeven; afkondigen; bekendmaken; bloot leggen; exposeren; ontpoppen; ontsluieren; ontwikkelen; proclameren; reveleren; tentoonstellen; tonen; tot ontwikkeling brengen; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; vertonen
rever hervormen; herzien; reformeren
revisar hervormen; herzien; reformeren controleren; examineren; inspecteren; keuren; reviseren; schouwen
transformar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen omschakelen van stroom; regenereren; transformeren; verbouwen; vertimmeren
variar afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen afwisselen; schelen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschil maken; verschillen; wisselen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
alterar onrechtmatig wijzigen

Wiktionary Translations for herzien:

herzien
verb
  1. opnieuw naar iets kijken om veranderingen aan te brengen

Cross Translation:
FromToVia
herzien ajustar adjust — to improve or rectify
herzien rectificar rectify — to correct or amend something
herzien revisar revise — to review, alter and amend, especially of written material

External Machine Translations: