Dutch
Detailed Translations for hoogspringen from Dutch to Spanish
hoogspringen:
-
hoogspringen (hoogtesprong; sprong)
-
hoogspringen
Conjugations for hoogspringen:
o.t.t.
- spring hoog
- springt hoog
- springt hoog
- springen hoog
- springen hoog
- springen hoog
o.v.t.
- sprong hoog
- sprong hoog
- sprong hoog
- sprongen hoog
- sprongen hoog
- sprongen hoog
v.t.t.
- heb hooggesprongen
- hebt hooggesprongen
- heeft hooggesprongen
- hebben hooggesprongen
- hebben hooggesprongen
- hebben hooggesprongen
v.v.t.
- had hooggesprongen
- had hooggesprongen
- had hooggesprongen
- hadden hooggesprongen
- hadden hooggesprongen
- hadden hooggesprongen
o.t.t.t.
- zal hoogspringen
- zult hoogspringen
- zal hoogspringen
- zullen hoogspringen
- zullen hoogspringen
- zullen hoogspringen
o.v.t.t.
- zou hoogspringen
- zou hoogspringen
- zou hoogspringen
- zouden hoogspringen
- zouden hoogspringen
- zouden hoogspringen
diversen
- spring hoog!
- springt hoog!
- hooggesprongen
- hoogspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hoogspringen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
salto | hoogspringen; hoogtesprong; sprong | afspringen; duik; naar beneden springen; salto; springen |
salto de altura | hoogspringen; hoogtesprong; sprong | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hacer un salto de altura | hoogspringen |
Wiktionary Translations for hoogspringen:
hoogspringen
noun
-
atletiekdiscipline waarbij het de bedoeling is over een tussen twee staanders bevestigde lat of touw te springen
- hoogspringen → salto de altura