Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. huisadres:


Dutch

Detailed Translations for huisadres from Dutch to Spanish

huisadres:

huisadres [het ~] noun

  1. het huisadres (privé-adres)
    el domicilio
  2. het huisadres (privéadres)

Translation Matrix for huisadres:

NounRelated TranslationsOther Translations
domicilio huisadres; privé-adres accommodatie; behuizing; domicilie; huisvesting; kwartier; onderdak; onderkomen; startpunt; tehuis; verblijfplaats; vertrekpunt; woonplaats
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
dirección particular huisadres; privéadres

Related Words for "huisadres":

  • huisadressen