Summary
Dutch
Detailed Translations for in verrukking brengen from Dutch to Spanish
in verrukking brengen:
in verrukking brengen verb (breng in verrukking, brengt in verrukking, bracht in verrukking, brachten in verrukking, in verrukking gebracht)
-
in verrukking brengen (verblijden; verheugd; plezieren; blij maken; verrukken)
Conjugations for in verrukking brengen:
o.t.t.
- breng in verrukking
- brengt in verrukking
- brengt in verrukking
- brengen in verrukking
- brengen in verrukking
- brengen in verrukking
o.v.t.
- bracht in verrukking
- bracht in verrukking
- bracht in verrukking
- brachten in verrukking
- brachten in verrukking
- brachten in verrukking
v.t.t.
- ben in verrukking gebracht
- bent in verrukking gebracht
- is in verrukking gebracht
- zijn in verrukking gebracht
- zijn in verrukking gebracht
- zijn in verrukking gebracht
v.v.t.
- was in verrukking gebracht
- was in verrukking gebracht
- was in verrukking gebracht
- waren in verrukking gebracht
- waren in verrukking gebracht
- waren in verrukking gebracht
o.t.t.t.
- zal in verrukking brengen
- zult in verrukking brengen
- zal in verrukking brengen
- zullen in verrukking brengen
- zullen in verrukking brengen
- zullen in verrukking brengen
o.v.t.t.
- zou in verrukking brengen
- zou in verrukking brengen
- zou in verrukking brengen
- zouden in verrukking brengen
- zouden in verrukking brengen
- zouden in verrukking brengen
diversen
- breng in verrukking!
- brengt in verrukking!
- in verrukking gebracht
- in verrukking brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for in verrukking brengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
alegrar | blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken | blij maken; blijmaken; opfleuren; opmonteren; opvrolijken; verheugen; verkwikken; vrolijker worden |
complacer | blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken | gunnen; gunst verlenen; tevreden stellen; vergenoegen |
dar gusto | blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken | aanstaan; behagen; bevallen; blij maken; gelieven; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; plezieren |