Dutch
Detailed Translations for ineengrijpen from Dutch to Spanish
ineengrijpen:
-
ineengrijpen (in elkaar grijpen)
vincular; encerrar; entrelazar; entretejer-
vincular verb
-
encerrar verb
-
entrelazar verb
-
entretejer verb
-
Conjugations for ineengrijpen:
o.t.t.
- grijp ineen
- grijpt ineen
- grijpt ineen
- grijpen ineen
- grijpen ineen
- grijpen ineen
o.v.t.
- greep ineen
- greep ineen
- greep ineen
- grepen ineen
- grepen ineen
- grepen ineen
v.t.t.
- heb ineengegrepen
- hebt ineengegrepen
- heeft ineengegrepen
- hebben ineengegrepen
- hebben ineengegrepen
- hebben ineengegrepen
v.v.t.
- had ineengegrepen
- had ineengegrepen
- had ineengegrepen
- hadden ineengegrepen
- hadden ineengegrepen
- hadden ineengegrepen
o.t.t.t.
- zal ineengrijpen
- zult ineengrijpen
- zal ineengrijpen
- zullen ineengrijpen
- zullen ineengrijpen
- zullen ineengrijpen
o.v.t.t.
- zou ineengrijpen
- zou ineengrijpen
- zou ineengrijpen
- zouden ineengrijpen
- zouden ineengrijpen
- zouden ineengrijpen
diversen
- grijp ineen!
- grijpt ineen!
- ineengegrepen
- ineengrijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ineengrijpen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
encerrar | in elkaar grijpen; ineengrijpen | aanhouden; afdekken; afschermen; afschutten; arresteren; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dicht maken; gevangennemen; in hechtenis nemen; indammen; ineensluiten; inkapselen; inperken; inrekenen; insluiten; limiteren; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; omvatten; opbergen; oppakken; opsluiten; toevoegen; vastzetten; vatten; wegbergen; wegsluiten |
entrelazar | in elkaar grijpen; ineengrijpen | ineenvlechten; interlace; invlechten; vervlechten; verweven; vlechten; vlechten in |
entretejer | in elkaar grijpen; ineengrijpen | doorweven; invlechten; inweven; verweven; vlechten in |
vincular | in elkaar grijpen; ineengrijpen | doorverbinden; koppelen |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
vincular | koppelen |