Dutch
Detailed Translations for ineentimmeren from Dutch to Spanish
ineentimmeren:
-
ineentimmeren (timmerend in elkaar zetten; in elkaar timmeren)
Conjugations for ineentimmeren:
o.t.t.
- timmer ineen
- timmert ineen
- timmert ineen
- timmeren ineen
- timmeren ineen
- timmeren ineen
o.v.t.
- timmerde ineen
- timmerde ineen
- timmerde ineen
- timmerden ineen
- timmerden ineen
- timmerden ineen
v.t.t.
- heb ineengetimmerd
- hebt ineengetimmerd
- heeft ineengetimmerd
- hebben ineengetimmerd
- hebben ineengetimmerd
- hebben ineengetimmerd
v.v.t.
- had ineengetimmerd
- had ineengetimmerd
- had ineengetimmerd
- hadden ineengetimmerd
- hadden ineengetimmerd
- hadden ineengetimmerd
o.t.t.t.
- zal ineentimmeren
- zult ineentimmeren
- zal ineentimmeren
- zullen ineentimmeren
- zullen ineentimmeren
- zullen ineentimmeren
o.v.t.t.
- zou ineentimmeren
- zou ineentimmeren
- zou ineentimmeren
- zouden ineentimmeren
- zouden ineentimmeren
- zouden ineentimmeren
en verder
- is ineengetimmerd
diversen
- timmer ineen!
- timmert ineen!
- ineengetimmerd
- ineentimmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ineentimmeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
carpintear | in elkaar timmeren; ineentimmeren; timmerend in elkaar zetten | hout bewerken |
construir | in elkaar timmeren; ineentimmeren; timmerend in elkaar zetten | aanbouwen; aanbrengen; aanleggen; arrangeren; bebouwen; bijbouwen; bouwen; construeren; expanderen; iets op touw zetten; inrichten; installeren; metselen; monteren en aansluiten; opbouwen; openen; plaatsen; regelen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden |