Summary


Dutch

Detailed Translations for insnijden from Dutch to Spanish

insnijden:

insnijden verb (snij in, snijdt in, sneed in, sneden in, ingesneden)

  1. insnijden (inkerven; groeven)
  2. insnijden (creneleren)

Conjugations for insnijden:

o.t.t.
  1. snij in
  2. snijdt in
  3. snijdt in
  4. snijden in
  5. snijden in
  6. snijden in
o.v.t.
  1. sneed in
  2. sneed in
  3. sneed in
  4. sneden in
  5. sneden in
  6. sneden in
v.t.t.
  1. heb ingesneden
  2. hebt ingesneden
  3. heeft ingesneden
  4. hebben ingesneden
  5. hebben ingesneden
  6. hebben ingesneden
v.v.t.
  1. had ingesneden
  2. had ingesneden
  3. had ingesneden
  4. hadden ingesneden
  5. hadden ingesneden
  6. hadden ingesneden
o.t.t.t.
  1. zal insnijden
  2. zult insnijden
  3. zal insnijden
  4. zullen insnijden
  5. zullen insnijden
  6. zullen insnijden
o.v.t.t.
  1. zou insnijden
  2. zou insnijden
  3. zou insnijden
  4. zouden insnijden
  5. zouden insnijden
  6. zouden insnijden
en verder
  1. ben ingesneden
  2. bent ingesneden
  3. is ingesneden
  4. zijn ingesneden
  5. zijn ingesneden
  6. zijn ingesneden
diversen
  1. snij in!
  2. snijdt in!
  3. ingesneden
  4. insnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for insnijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
cortar afhakken; afhouwen; afknippen; afsnijden; kappen; omhakken; vellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
cortar creneleren; insnijden afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afknotten; afsluiten; afsnijden; bijknippen; coifferen; concluderen; couperen; dichtdoen; doen ophouden; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; doorsnijden; een beetje knippen; een gevolgtrekking maken; fijnhakken; grootspreken; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; kappen; kleinhakken; kleinmaken; klieven; kloven; knippen; kort knippen; kort maken; korten; lossnijden; omhouwen; onderbreken; opensnijden; opmaken uit; opscheppen; opsnijden; scheiden; snijden; snoeven; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen; uitknippen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
entallar groeven; inkerven; insnijden een inkeping maken; houtsnijden; inkepen; inkerven; kepen; kerven; snijwerk maken; uithakken; uithouwen; uitkappen
grabar groeven; inkerven; insnijden aantekenen; absorberen; branden; controleren; etsen; examineren; graveren; griffelen; griffen; ingraveren; inspecteren; keuren; met een stift inkrassen; opnemen; opslorpen; opslurpen; restaureren; schouwen; verzet aantekenen
hacer un corte creneleren; insnijden
hacer una incisión creneleren; insnijden een inkeping maken; inkepen; inkerven; kepen; kerven; wegsnijden
hender groeven; inkerven; insnijden doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
cortar knippen