Dutch

Detailed Translations for interen from Dutch to Spanish

interen:

interen verb (teer in, teert in, teerde in, teerden in, ingeteerd)

  1. interen

Conjugations for interen:

o.t.t.
  1. teer in
  2. teert in
  3. teert in
  4. teren in
  5. teren in
  6. teren in
o.v.t.
  1. teerde in
  2. teerde in
  3. teerde in
  4. teerden in
  5. teerden in
  6. teerden in
v.t.t.
  1. ben ingeteerd
  2. bent ingeteerd
  3. is ingeteerd
  4. zijn ingeteerd
  5. zijn ingeteerd
  6. zijn ingeteerd
v.v.t.
  1. was ingeteerd
  2. was ingeteerd
  3. was ingeteerd
  4. waren ingeteerd
  5. waren ingeteerd
  6. waren ingeteerd
o.t.t.t.
  1. zal interen
  2. zult interen
  3. zal interen
  4. zullen interen
  5. zullen interen
  6. zullen interen
o.v.t.t.
  1. zou interen
  2. zou interen
  3. zou interen
  4. zouden interen
  5. zouden interen
  6. zouden interen
diversen
  1. teer in!
  2. teert in!
  3. ingeteerd
  4. interend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for interen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
agotar el capital interen
comerse el capital interen
consumarse interen
gastar el capital interen