Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Translate inzinken

Translate inzinken from Dutch to Spanish

Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. inzinken:

Dutch

Detailed Translations for inzinken from Dutch to Spanish

inzinken:

inzinken verb (zink in, zinkt in, zonk in, zonken in, ingezonken)

  1. inzinken (in elkaar zakken; inzakken; invallen)
    desmoronarse; bajar los precios; sufrir un ataque nervioso; venirse abajo; sufrir un bache
  2. inzinken (wegzinken; vervallen; wegglijden; )
    zozobrar; irse a pique

Conjugations for inzinken:

o.t.t.
  1. zink in
  2. zinkt in
  3. zinkt in
  4. zinken in
  5. zinken in
  6. zinken in
o.v.t.
  1. zonk in
  2. zonk in
  3. zonk in
  4. zonken in
  5. zonken in
  6. zonken in
v.t.t.
  1. ben ingezonken
  2. bent ingezonken
  3. is ingezonken
  4. zijn ingezonken
  5. zijn ingezonken
  6. zijn ingezonken
v.v.t.
  1. was ingezonken
  2. was ingezonken
  3. was ingezonken
  4. waren ingezonken
  5. waren ingezonken
  6. waren ingezonken
o.t.t.t.
  1. zal inzinken
  2. zult inzinken
  3. zal inzinken
  4. zullen inzinken
  5. zullen inzinken
  6. zullen inzinken
o.v.t.t.
  1. zou inzinken
  2. zou inzinken
  3. zou inzinken
  4. zouden inzinken
  5. zouden inzinken
  6. zouden inzinken
en verder
  3. is ingezonken
diversen
  1. zink in!
  2. zinkt in!
  5. ingezonken
  6. inzinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inzinken [znw.] noun

  1. inzinken (wegzinken)
    el hundimiento

Translation Matrix for inzinken:

NounRelated TranslationsOther Translations
hundimiento inzinken; wegzinken achteruitgang; instorting; inzakking; inzinking; neervallen; uitzakking; verzakking
irse a pique inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
zozobrar kapseizen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bajar los precios in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken ineenstorten; instorten; inzakken; sterk afnemen; teruglopen; vallen; wegzakken; zakken in
desmoronarse in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken afkalven; begeven; flippen; ineenstorten; instorten; vergaan; verkommeren; vervallen
irse a pique afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken wegzakken; zakken in
sufrir un ataque nervioso in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken ineenstorten; instorten
sufrir un bache in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken
venirse abajo in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken buitelen; duikelen; imploderen; ineenstorten; instorten; naar beneden storten; neerstorten; omlaagstorten; sodemieteren; vallen
zozobrar afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken kantelen; kapseizen; omkantelen; over een kant vallen

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0236 seconds
Page rendered in 1.0 seconds