Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. joelend:
  2. joelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for joelend from Dutch to Spanish

joelend:


joelend form of joelen:

joelen verb (joel, joelt, joelde, joelden, gejoeld)

  1. joelen (uitjouwen)

Conjugations for joelen:

o.t.t.
  1. joel
  2. joelt
  3. joelt
  4. joelen
  5. joelen
  6. joelen
o.v.t.
  1. joelde
  2. joelde
  3. joelde
  4. joelden
  5. joelden
  6. joelden
v.t.t.
  1. heb gejoeld
  2. hebt gejoeld
  3. heeft gejoeld
  4. hebben gejoeld
  5. hebben gejoeld
  6. hebben gejoeld
v.v.t.
  1. had gejoeld
  2. had gejoeld
  3. had gejoeld
  4. hadden gejoeld
  5. hadden gejoeld
  6. hadden gejoeld
o.t.t.t.
  1. zal joelen
  2. zult joelen
  3. zal joelen
  4. zullen joelen
  5. zullen joelen
  6. zullen joelen
o.v.t.t.
  1. zou joelen
  2. zou joelen
  3. zou joelen
  4. zouden joelen
  5. zouden joelen
  6. zouden joelen
en verder
  1. is gejoeld
diversen
  1. joel!
  2. joelt!
  3. gejoeld
  4. joelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

joelen [znw.] noun

  1. joelen
    el chillar

Translation Matrix for joelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
chillar joelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aullar joelen; uitjouwen brullen; emmeren; gillen; grienen; huilen; janken; krijsen; roepen; schreeuwen; sniffen; snikken; snotteren; wenen
bramar joelen; uitjouwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; gillen; huilen; janken; krijsen; razen; schreeuwen; tekeergaan; tieren; vloeken
chillar joelen; uitjouwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; emmeren; fluisteren; foeteren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; knarsen; krassen; krijsen; lispelen; luidkeels iets verkondigen; piepen; roepen; schetteren; schreeuwen; sissen; tetteren; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; zich beklagen; zich krabben
gritar joelen; uitjouwen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; roepen; schreeuwen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen

Wiktionary Translations for joelen:


Cross Translation:
FromToVia
joelen gritar; rebuznar; balar; ladrar crierjeter un ou plusieurs cris.