Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. klemrijden:


Dutch

Detailed Translations for klemrijden from Dutch to Spanish

klemrijden:

klemrijden verb (rijd klem, rijdt klem, reed klem, reden klem, klem gereden)

  1. klemrijden (vastrijden)

Conjugations for klemrijden:

o.t.t.
  1. rijd klem
  2. rijdt klem
  3. rijdt klem
  4. rijden klem
  5. rijden klem
  6. rijden klem
o.v.t.
  1. reed klem
  2. reed klem
  3. reed klem
  4. reden klem
  5. reden klem
  6. reden klem
v.t.t.
  1. heb klem gereden
  2. hebt klem gereden
  3. heeft klem gereden
  4. hebben klem gereden
  5. hebben klem gereden
  6. hebben klem gereden
v.v.t.
  1. had klem gereden
  2. had klem gereden
  3. had klem gereden
  4. hadden klem gereden
  5. hadden klem gereden
  6. hadden klem gereden
o.t.t.t.
  1. zal klemrijden
  2. zult klemrijden
  3. zal klemrijden
  4. zullen klemrijden
  5. zullen klemrijden
  6. zullen klemrijden
o.v.t.t.
  1. zou klemrijden
  2. zou klemrijden
  3. zou klemrijden
  4. zouden klemrijden
  5. zouden klemrijden
  6. zouden klemrijden
en verder
  1. ben klem gereden
  2. bent klem gereden
  3. is klem gereden
  4. zijn klem gereden
  5. zijn klem gereden
  6. zijn klem gereden
diversen
  1. rijd klem!
  2. rijdt klem!
  3. klem gereden
  4. klemrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klemrijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
quedarse atascado klemrijden; vastrijden op hetzelfde niveau blijven; stagneren; vast komen zitten; vastlopen