Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. klisteren:


Dutch

Detailed Translations for klisteren from Dutch to Spanish

klisteren:

klisteren verb (klisteer, klisteert, klisteerde, klisteerden, geklisteerd)

  1. klisteren

Conjugations for klisteren:

o.t.t.
  1. klisteer
  2. klisteert
  3. klisteert
  4. klisteren
  5. klisteren
  6. klisteren
o.v.t.
  1. klisteerde
  2. klisteerde
  3. klisteerde
  4. klisteerden
  5. klisteerden
  6. klisteerden
v.t.t.
  1. heb geklisteerd
  2. hebt geklisteerd
  3. heeft geklisteerd
  4. hebben geklisteerd
  5. hebben geklisteerd
  6. hebben geklisteerd
v.v.t.
  1. had geklisteerd
  2. had geklisteerd
  3. had geklisteerd
  4. hadden geklisteerd
  5. hadden geklisteerd
  6. hadden geklisteerd
o.t.t.t.
  1. zal klisteren
  2. zult klisteren
  3. zal klisteren
  4. zullen klisteren
  5. zullen klisteren
  6. zullen klisteren
o.v.t.t.
  1. zou klisteren
  2. zou klisteren
  3. zou klisteren
  4. zouden klisteren
  5. zouden klisteren
  6. zouden klisteren
en verder
  1. ben geklisteerd
  2. bent geklisteerd
  3. is geklisteerd
  4. zijn geklisteerd
  5. zijn geklisteerd
  6. zijn geklisteerd
diversen
  1. klisteer!
  2. klisteert!
  3. geklisteerd
  4. klisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klisteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
administrar un enema klisteren klisteer zetten

Related Words for "klisteren":

  • klister

klister:


Related Words for "klister":


External Machine Translations: