Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. knallen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knalde from Dutch to Spanish

knalde form of knallen:

knallen verb (knal, knalt, knalde, knalden, geknald)

  1. knallen

Conjugations for knallen:

o.t.t.
  1. knal
  2. knalt
  3. knalt
  4. knallen
  5. knallen
  6. knallen
o.v.t.
  1. knalde
  2. knalde
  3. knalde
  4. knalden
  5. knalden
  6. knalden
v.t.t.
  1. heb geknald
  2. hebt geknald
  3. heeft geknald
  4. hebben geknald
  5. hebben geknald
  6. hebben geknald
v.v.t.
  1. had geknald
  2. had geknald
  3. had geknald
  4. hadden geknald
  5. hadden geknald
  6. hadden geknald
o.t.t.t.
  1. zal knallen
  2. zult knallen
  3. zal knallen
  4. zullen knallen
  5. zullen knallen
  6. zullen knallen
o.v.t.t.
  1. zou knallen
  2. zou knallen
  3. zou knallen
  4. zouden knallen
  5. zouden knallen
  6. zouden knallen
en verder
  1. ben geknald
  2. bent geknald
  3. is geknald
  4. zijn geknald
  5. zijn geknald
  6. zijn geknald
diversen
  1. knal!
  2. knalt!
  3. geknald
  4. knallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

knallen [de ~] noun, plural

  1. de knallen (klappen; smakken)
    el golpes; el estallidos

Translation Matrix for knallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
estallidos klappen; knallen; smakken
golpes klappen; knallen; smakken bonzen; dreunen; horten; opdoffers; opdonders; opduvels; oplawaaien; schokken; tegenslagen
VerbRelated TranslationsOther Translations
detonar knallen kwakken; neerkwakken; smakken
estallar knallen aan stukken springen; aanleren; afsnauwen; barsten; breken; eigen maken; exploderen; klappen; kwakken; leren; losbarsten; losbranden; losbreken; losspringen; met opzet kapotmaken; neerkwakken; neerploffen; ontploffen; openbranden; openspringen; oppikken; opsteken; over iets springen; ploffen; smakken; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uiteenspatten; uitvallen tegen; vanaf springen; verwerven
tronar knallen blaffen; brullen; bulderen; daveren; echoën; foeteren; galmen; kwakken; met krachtige stem zingen; neerkwakken; resoneren; schallen; schreeuwen; smakken; vloeken; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen

Related Words for "knallen":


Wiktionary Translations for knallen:

knallen
verb
  1. een hard geluid of knal geven

Cross Translation:
FromToVia
knallen crugir; chascar; restallar craquer — Traductions à trier suivant le sens

External Machine Translations: