Dutch
Detailed Translations for laten zakken from Dutch to Spanish
laten zakken:
-
laten zakken (ontgoochelen; teleurstellen; frustreren; tegenvallen; afvallen; duperen; benadelen)
Conjugations for laten zakken:
o.t.t.
- laat zakken
- laat zakken
- laat zakken
- laten zakken
- laten zakken
- laten zakken
o.v.t.
- liet zakken
- liet zakken
- liet zakken
- lieten zakken
- lieten zakken
- lieten zakken
v.t.t.
- heb laten zakken
- hebt laten zakken
- heeft laten zakken
- hebben laten zakken
- hebben laten zakken
- hebben laten zakken
v.v.t.
- had laten zakken
- had laten zakken
- had laten zakken
- hadden laten zakken
- hadden laten zakken
- hadden laten zakken
o.t.t.t.
- zal laten zakken
- zult laten zakken
- zal laten zakken
- zullen laten zakken
- zullen laten zakken
- zullen laten zakken
o.v.t.t.
- zou laten zakken
- zou laten zakken
- zou laten zakken
- zouden laten zakken
- zouden laten zakken
- zouden laten zakken
diversen
- laat zakken!
- laat zakken!
- laten zakken
- zakken latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
laten zakken (neerlaten)
Translation Matrix for laten zakken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hacer bajar | laten zakken; neerlaten | |
hacer descender | laten zakken; neerlaten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
decepcionar | afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen | te kort schieten; tegenvallen |
desilusionar | afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen | afknappen; desillusioneren; er vanaf breken |
frustrar | afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen | doen mislukken; een stokje steken voor; hinderen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; verijdelen |
hacer bajar | afzetten; dumpen; laten uitstappen; laten vallen; omlaaghelpen | |
hacer descender | dumpen; laten vallen |