Dutch

Detailed Translations for liquideren from Dutch to Spanish

liquideren:

Conjugations for liquideren:

o.t.t.
  1. liquideer
  2. liquideert
  3. liquideert
  4. liquideren
  5. liquideren
  6. liquideren
o.v.t.
  1. liquideerde
  2. liquideerde
  3. liquideerde
  4. liquideerden
  5. liquideerden
  6. liquideerden
v.t.t.
  1. heb geliquideerd
  2. hebt geliquideerd
  3. heeft geliquideerd
  4. hebben geliquideerd
  5. hebben geliquideerd
  6. hebben geliquideerd
v.v.t.
  1. had geliquideerd
  2. had geliquideerd
  3. had geliquideerd
  4. hadden geliquideerd
  5. hadden geliquideerd
  6. hadden geliquideerd
o.t.t.t.
  1. zal liquideren
  2. zult liquideren
  3. zal liquideren
  4. zullen liquideren
  5. zullen liquideren
  6. zullen liquideren
o.v.t.t.
  1. zou liquideren
  2. zou liquideren
  3. zou liquideren
  4. zouden liquideren
  5. zouden liquideren
  6. zouden liquideren
en verder
  1. ben geliquideerd
  2. bent geliquideerd
  3. is geliquideerd
  4. zijn geliquideerd
  5. zijn geliquideerd
  6. zijn geliquideerd
diversen
  1. liquideer!
  2. liquideert!
  3. geliquideerd
  4. liquiderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for liquideren:

NounRelated TranslationsOther Translations
eliminar doden; van kant maken; wegruimen
liquidar auctie; betalen; dokken; veiling; veilinggebouw; verkoping; verkoping per opbod; voldoen
matar afknallen; doden; van kant maken
terminar afmaken; afwerken; afwikkelen; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken; zaakafwikkeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
aniquilar liquideren; uitroeien aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; tot schroot verwerken; vernietigen
dar muerte a afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden
destruir liquideren; uitroeien aantasten; aanvreten; afbreken; bederven; beschadigen; fijnmaken; in de war sturen; ingooien; nekken; platdrukken; ruineren; ruïneren; slopen; te gronde richten; tot schroot verwerken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; vernielen; vernietigen; verpletteren; verwoesten; verzieken
efectuar afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; doen; een einde maken aan; eindigen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; ophouden; stoppen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voltrekken; voor elkaar krijgen
eliminar afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen; uitroeien aanrekenen; aanwrijven; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; diskwalificeren; doorhalen; gispen; laken; nadragen; royeren; schrappen; te niet doen; uitsluiten; verwijderen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
extinguir liquideren; uitroeien bedaren; blussen; doven; kalmeren; smoren; sussen; tot kalmte manen; uitblussen; uitdoven; uitroeien; wegvagen
interrumpir afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden aanroeren; aanstippen; afbreken; beëindigen; doen ophouden; even aanraken; forceren; in de rede vallen; interrumperen; onderbreken; ontbinden; opheffen; stukmaken; toucheren; verbreken; verbrijzelen; verstoren; vertoornen
liquidar afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen; uitroeien aanzuiveren; nabetalen; opdoeken; opheffen; uitverkopen
liquidar a una persona afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden
matar afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afknallen; afmaken; afschieten; afslachten; doden; doodschieten; executeren; fusilleren; moorden; neerhalen; neersabelen; om het leven brengen; ombrengen; slachten; smashen; ter dood brengen; terechtstellen; vermoorden
poner fin a una afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
poner término a una afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
realizar afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; doen; een einde maken aan; een prestatie leveren; eindigen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; ophouden; presteren; realiseren; stoppen; tot stand brengen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen; waarmaken
terminar afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afdoen; afkijken; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; erdoor jagen; ermee uitscheiden; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; legen; naar einde toewerken; opdrinken; opgebruiken; opgeven; ophouden; opkrijgen; opmaken; oproken; perfectioneren; regelen; spieken; staken; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; uitraken; uitscheiden; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien

Wiktionary Translations for liquideren:

liquideren
verb
  1. afwikkelen, verrekenen

Cross Translation:
FromToVia
liquideren liquidar liquider — Régler définitivement une affaire en cours
liquideren anular; contramandar; liquidar; eliminar; exterminar supprimer — Traductions à trier suivant le sens

External Machine Translations: