Dutch

Detailed Translations for loop from Dutch to Spanish

loop:

loop [de ~ (m)] noun

  1. de loop (hardloopwedstrijd)
    la carrera; la manera de actuar; la carrerilla; la manera
  2. de loop (geweerlade)
    la caja del fusil

Translation Matrix for loop:

NounRelated TranslationsOther Translations
caja del fusil geweerlade; loop
carrera hardloopwedstrijd; loop concours; cursus; draven; ervaring; gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker; geren; hardloperij; kursus; leergang; partij; pot; praktijk; race; rennen; routine; strijd; studie; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren; wedstrijd
carrerilla hardloopwedstrijd; loop
manera hardloopwedstrijd; loop gedrag; gedragslijn; gedragswijze; handelwijze; manier; methode; moedervorm; optreden; procedure; trant; wijs; wijze
manera de actuar hardloopwedstrijd; loop gedragslijn

Related Words for "loop":


Wiktionary Translations for loop:

loop
noun
  1. voorste deel van een wapen

Cross Translation:
FromToVia
loop curso course — onward movement
loop curso course — path taken by a waterway
loop correr run — the act of running
loop tubo; cañón tube — Tuyau.

loop form of lopen:

Conjugations for lopen:

o.t.t.
  1. loop
  2. loopt
  3. loopt
  4. lopen
  5. lopen
  6. lopen
o.v.t.
  1. liep
  2. liep
  3. liep
  4. liepen
  5. liepen
  6. liepen
v.t.t.
  1. heb gelopen
  2. hebt gelopen
  3. heeft gelopen
  4. hebben gelopen
  5. hebben gelopen
  6. hebben gelopen
v.v.t.
  1. had gelopen
  2. had gelopen
  3. had gelopen
  4. hadden gelopen
  5. hadden gelopen
  6. hadden gelopen
o.t.t.t.
  1. zal lopen
  2. zult lopen
  3. zal lopen
  4. zullen lopen
  5. zullen lopen
  6. zullen lopen
o.v.t.t.
  1. zou lopen
  2. zou lopen
  3. zou lopen
  4. zouden lopen
  5. zouden lopen
  6. zouden lopen
en verder
  1. ben gelopen
  2. bent gelopen
  3. is gelopen
  4. zijn gelopen
  5. zijn gelopen
  6. zijn gelopen
diversen
  1. loop!
  2. loopt!
  3. gelopen
  4. lopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lopen [het ~] noun

  1. het lopen (geloop)
    el caminar; el marchar; el andar

Translation Matrix for lopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
andar geloop; lopen
caminar geloop; lopen
correr hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
marchar geloop; lopen
verter inschenken; leeggieten; uitgieten
VerbRelated TranslationsOther Translations
andar gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen de hort op gaan; stappen; uitgaan
callejear kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; slenteren; slungelen
calumniar kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen belasteren; beschimpen; honen; kwaadspreken; lasteren; roddelen; smaden; verguizen
caminar kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen
correr gaan; lopen; stappen; stromen; vloeien; zich voortbewegen aantrekken; afdruipen; dichttrekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; hardlopen; hardrijden; jachten; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sijpelen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; uitdruppelen; vlieden; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten
deambular kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen aan de zwerf zijn; dolen; drentelen; dwalen; flaneren; omzwerven; ronddarren; ronddolen; ronddwalen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondzwerven; slenteren; waren; zwerven
fluir lopen; stromen; vloeien in stralen lopen; vlieden; vloeien; vluchten; wegvluchten
ir gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen erbij passen; gaan; zich begeven
ir a pie kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; beroeren; bewegen; in beweging brengen
mover gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen beroeren; bewegen; deponeren; disloqueren; duwen; iets verplaatsen; leggen; mixen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; omroeren; onderuit halen; ontroeren; opschudden; plaatsen; raken; roeren; stationeren; treffen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; wriggelen; wrikken; zetten; zich verplaatsen
mover adelante gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen
pasear kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; omzwerven; ronddarren; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondwaren; rondzwalken; zwerven
pasear lentamente kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; slenteren
pasearse kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; flaneren
verter lopen; stromen; vloeien afdruipen; afscheiden; afvoeren; deponeren; doneren; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; geven; gieten op; gunnen; gunst verlenen; ingieten; leegstorten; lozen; neerleggen; opgieten; ruimen; schenken; sijpelen; uitdruppelen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; vergieten
- trappen

Related Words for "lopen":


Synonyms for "lopen":


Related Definitions for "lopen":

  1. in werking zijn, draaien1
    • de motor loopt goed1
  2. je te voet voortbewegen door stappen te nemen1
    • er lopen twee mannen voorbij1
  3. zich uitstrekken in een bepaalde richting1
    • de rivier loopt naar zee1
  4. zich ontwikkelen1
    • ik moet nog zien hoe het loopt1

Wiktionary Translations for lopen:

lopen
verb
  1. stappen, gaan
  2. rennen

Cross Translation:
FromToVia
lopen ir; caminar; andar gehen — sich schreitend, schrittweise fortbewegen
lopen ir; funcionar; andar gehen — funktionieren / funktionsfähig sein
lopen andar laufenvon Menschen: (zu Fuß) gehen
lopen marchar laufenvon Flüssigkeiten: sich fortbewegen
lopen caminar wandern — einen längeren Weg in der Natur zu Fuß zurücklegen
lopen correr run — to move quickly on two feet
lopen caminar; andar walk — move on the feet
lopen caminar; pasear walk — to travel a distance by walking
lopen manar; chorrear couler — Traductions à trier suivant le sens
lopen caminar; marchar; funcionar marcher — Se déplacer par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, en ayant toujours un appui au sol.

External Machine Translations: