Dutch
Detailed Translations for loot from Dutch to Spanish
loot:
Translation Matrix for loot:
Noun | Related Translations | Other Translations |
brote | loot; scheut; spruit; stekje | jonge plant; opwellen; plantestekje; rank; scheut; schoot; spruit; stek; uitloper |
rama | loot; takje; twijg | afdeling; aftakking; boomtak; branche; branche-element; deelsoort; departement; detachement; driesprong; ent; gezichtsrimpel; rimpel; sectie; splitsing; tak; vertakking; voorwaardelijke branche; wegsplitsing |
vástago | loot; scheut; spruit; stekje | lid; lul; penis; piemel; pik; roede |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
rama | vertakking |
Related Words for "loot":
loot form of loten:
Conjugations for loten:
o.t.t.
- loot
- loot
- loot
- loten
- loten
- loten
o.v.t.
- lootte
- lootte
- lootte
- lootten
- lootten
- lootten
v.t.t.
- heb geloot
- hebt geloot
- heeft geloot
- hebben geloot
- hebben geloot
- hebben geloot
v.v.t.
- had geloot
- had geloot
- had geloot
- hadden geloot
- hadden geloot
- hadden geloot
o.t.t.t.
- zal loten
- zult loten
- zal loten
- zullen loten
- zullen loten
- zullen loten
o.v.t.t.
- zou loten
- zou loten
- zou loten
- zouden loten
- zouden loten
- zouden loten
diversen
- loot!
- loot!
- geloot
- lotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for loten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
rifar | loten; verloten | inloten; uitloten |
sortear | loten; verloten | arrangeren; groeperen; indelen; inloten; mijden; omzeilen; ontlopen; ontwijken; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uit de weg gaan; uitloten; uitwijken voor iets; uitzoeken; vermijden |