Dutch
Detailed Translations for merk from Dutch to Spanish
merk:
-
het merk (merknaam)
– naam die een fabrikant aan een produkt geeft 1 -
het merk (handelsmerk; label)
-
het merk (merkteken; eigenschap; kenmerk)
-
het merk (maak)
– naam die een fabrikant aan een produkt geeft 1 -
het merk
Translation Matrix for merk:
Related Words for "merk":
Related Definitions for "merk":
merken:
-
merken (aankruisen)
-
merken (bekrachtigen; certificeren; waarmerken; bestempelen)
acreditar; ratificar; observar; señalar; ver; sellar; percatarse de; precintar; rubricar; pegar un sello-
acreditar verb
-
ratificar verb
-
observar verb
-
señalar verb
-
ver verb
-
sellar verb
-
percatarse de verb
-
precintar verb
-
rubricar verb
-
pegar un sello verb
-
-
merken (bespeuren; zien; voelen; waarnemen; gewaarworden; bemerken; ontwaren)
darse cuenta de; observar; percibir; entrever; advertir-
darse cuenta de verb
-
observar verb
-
percibir verb
-
entrever verb
-
advertir verb
-
-
merken (waarnemen; zien; observeren; bekijken; gewaarworden; gadeslaan; horen; signaleren; voelen)
ver; notar; observar; estar presente; percibir; contemplar; distinguir-
ver verb
-
notar verb
-
observar verb
-
estar presente verb
-
percibir verb
-
contemplar verb
-
distinguir verb
-
-
merken (bemerken; opmerken; waarnemen; signaleren; gewaarworden)
constatar; notar; darse cuenta de; advertir; señalar; distinguir; percibir; observar; percatarse de-
constatar verb
-
notar verb
-
darse cuenta de verb
-
advertir verb
-
señalar verb
-
distinguir verb
-
percibir verb
-
observar verb
-
percatarse de verb
-
Conjugations for merken:
o.t.t.
- merk
- merkt
- merkt
- merken
- merken
- merken
o.v.t.
- merkte
- merkte
- merkte
- merkten
- merkten
- merkten
v.t.t.
- heb gemerkt
- hebt gemerkt
- heeft gemerkt
- hebben gemerkt
- hebben gemerkt
- hebben gemerkt
v.v.t.
- had gemerkt
- had gemerkt
- had gemerkt
- hadden gemerkt
- hadden gemerkt
- hadden gemerkt
o.t.t.t.
- zal merken
- zult merken
- zal merken
- zullen merken
- zullen merken
- zullen merken
o.v.t.t.
- zou merken
- zou merken
- zou merken
- zouden merken
- zouden merken
- zouden merken
en verder
- ben gemerkt
- bent gemerkt
- is gemerkt
- zijn gemerkt
- zijn gemerkt
- zijn gemerkt
diversen
- merk!
- merkt!
- gemerkt
- merkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for merken:
Related Words for "merken":
Synonyms for "merken":
Related Definitions for "merken":
Wiktionary Translations for merken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• merken | → delinear; dibujar | ↔ zeichnen — (transitiv) eine bildliche Darstellung mittels Stift, Kohle, Kreide und Ähnlichem oder mittels stiftbasierter Eingabegeräte (Touchpens), virtuellem Stift beziehungsweise Mausklick vornehmlich in Linien und Strichen von etwas oder jemandem (künstlerisch) anfertigen, welche sich letztlich |
• merken | → caracterizar; marcar; señalar; formar; moldear | ↔ zeichnen — (transitiv) etwas mit einem oder mehreren Zeichen versehen |
• merken | → advertir; notar; observar; distinguir | ↔ apercevoir — Remarquer une chose qui avait échappé d’abord. |
• merken | → designar; adscribir | ↔ désigner — Traduction à trier |
• merken | → marcar; señalar | ↔ marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général). |
• merken | → percibir; cobrar | ↔ percevoir — Traductions à trier suivant le sens |
• merken | → captar; comprender | ↔ saisir — Discerner, comprendre. |