Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. neersteken:


Dutch

Detailed Translations for neersteken from Dutch to Spanish

neersteken:

neersteken verb (steek neer, steekt neer, stak neer, staken neer, neergestoken)

  1. neersteken (overhoopsteken; doodsteken)

Conjugations for neersteken:

o.t.t.
  1. steek neer
  2. steekt neer
  3. steekt neer
  4. steken neer
  5. steken neer
  6. steken neer
o.v.t.
  1. stak neer
  2. stak neer
  3. stak neer
  4. staken neer
  5. staken neer
  6. staken neer
v.t.t.
  1. heb neergestoken
  2. hebt neergestoken
  3. heeft neergestoken
  4. hebben neergestoken
  5. hebben neergestoken
  6. hebben neergestoken
v.v.t.
  1. had neergestoken
  2. had neergestoken
  3. had neergestoken
  4. hadden neergestoken
  5. hadden neergestoken
  6. hadden neergestoken
o.t.t.t.
  1. zal neersteken
  2. zult neersteken
  3. zal neersteken
  4. zullen neersteken
  5. zullen neersteken
  6. zullen neersteken
o.v.t.t.
  1. zou neersteken
  2. zou neersteken
  3. zou neersteken
  4. zouden neersteken
  5. zouden neersteken
  6. zouden neersteken
en verder
  1. ben neergestoken
  2. bent neergestoken
  3. is neergestoken
  4. zijn neergestoken
  5. zijn neergestoken
  6. zijn neergestoken
diversen
  1. steek neer!
  2. steekt neer!
  3. neergestoken
  4. neerstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neersteken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
apuñalar doodsteken; neersteken; overhoopsteken overhoop steken
matar a cuchilladas doodsteken; neersteken; overhoopsteken