Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ontvlammen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontvlammen from Dutch to Spanish

ontvlammen:

ontvlammen [znw.] noun

  1. ontvlammen (ontbranden)
    la ignición; la inflamación

ontvlammen verb (ontvlam, ontvlamt, ontvlamde, ontvlamden, ontvlamd)

  1. ontvlammen (vuur vatten; ontsteken; ontbranden)

Conjugations for ontvlammen:

o.t.t.
  1. ontvlam
  2. ontvlamt
  3. ontvlamt
  4. ontvlammen
  5. ontvlammen
  6. ontvlammen
o.v.t.
  1. ontvlamde
  2. ontvlamde
  3. ontvlamde
  4. ontvlamden
  5. ontvlamden
  6. ontvlamden
v.t.t.
  1. ben ontvlamd
  2. bent ontvlamd
  3. is ontvlamd
  4. zijn ontvlamd
  5. zijn ontvlamd
  6. zijn ontvlamd
v.v.t.
  1. was ontvlamd
  2. was ontvlamd
  3. was ontvlamd
  4. waren ontvlamd
  5. waren ontvlamd
  6. waren ontvlamd
o.t.t.t.
  1. zal ontvlammen
  2. zult ontvlammen
  3. zal ontvlammen
  4. zullen ontvlammen
  5. zullen ontvlammen
  6. zullen ontvlammen
o.v.t.t.
  1. zou ontvlammen
  2. zou ontvlammen
  3. zou ontvlammen
  4. zouden ontvlammen
  5. zouden ontvlammen
  6. zouden ontvlammen
diversen
  1. ontvlam!
  2. ontvlamt!
  3. ontvlamd
  4. ontvlammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontvlammen:

NounRelated TranslationsOther Translations
ignición ontbranden; ontvlammen
inflamación ontbranden; ontvlammen infectie; ontbranding; ontsteking
VerbRelated TranslationsOther Translations
encenderse ontbranden; ontsteken; ontvlammen; vuur vatten aanflitsen; aanfloepen
inflamarse ontbranden; ontsteken; ontvlammen; vuur vatten opbranden; uitbranden

Wiktionary Translations for ontvlammen:

ontvlammen
verb
  1. vlam vatten

Cross Translation:
FromToVia
ontvlammen inflamarse; encender; incendiarse entzünden — (reflexiv) anfangen zu brennen; Feuer fangen

Related Translations for ontvlammen