Dutch
Detailed Translations for ontwateren from Dutch to Spanish
ontwateren:
-
ontwateren
Conjugations for ontwateren:
o.t.t.
- ontwater
- ontwatert
- ontwatert
- ontwateren
- ontwateren
- ontwateren
o.v.t.
- ontwaterde
- ontwaterde
- ontwaterde
- ontwaterden
- ontwaterden
- ontwaterden
v.t.t.
- heb ontwaterd
- hebt ontwaterd
- heeft ontwaterd
- hebben ontwaterd
- hebben ontwaterd
- hebben ontwaterd
v.v.t.
- had ontwaterd
- had ontwaterd
- had ontwaterd
- hadden ontwaterd
- hadden ontwaterd
- hadden ontwaterd
o.t.t.t.
- zal ontwateren
- zult ontwateren
- zal ontwateren
- zullen ontwateren
- zullen ontwateren
- zullen ontwateren
o.v.t.t.
- zou ontwateren
- zou ontwateren
- zou ontwateren
- zouden ontwateren
- zouden ontwateren
- zouden ontwateren
en verder
- is ontwaterd
- zijn ontwaterd
diversen
- ontwater!
- ontwatert!
- ontwaterd
- ontwaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontwateren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
desaguar | afvloeien; wegstromen; wegvloeien | |
drenar | afvloeien; wegstromen; wegvloeien | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
desaguar | ontwateren | afwateren; droogleggen; indijken; inpolderen; ontluchten; spuien; uitwateren; ventileren; water afvoeren; water lozen |
drenar | ontwateren | afwateren |
Wiktionary Translations for ontwateren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontwateren | → desaguar | ↔ drain — Dry out a wet place |