Dutch
Detailed Translations for ontwijken from Dutch to Spanish
ontwijken:
-
ontwijken (trachten te ontkomen aan; mijden; mijding; omtrekkende beweging; ontlopen)
-
ontwijken (vermijden; vermijding; ontlopen; schuwen; verhoeden; mijden)
-
ontwijken (ontduiken; vermijden; ontlopen)
-
ontwijken (uit de weg gaan; vermijden; mijden; ontlopen)
evitar; rehuir; esquivar a alguien; escapar; escapar de; eludir; evadir; escaparse de; sortear; divergir; disentir; evadirse de-
evitar verb
-
rehuir verb
-
esquivar a alguien verb
-
escapar verb
-
escapar de verb
-
eludir verb
-
evadir verb
-
escaparse de verb
-
sortear verb
-
divergir verb
-
disentir verb
-
evadirse de verb
-
Conjugations for ontwijken:
o.t.t.
- ontwijk
- ontwijkt
- ontwijkt
- ontwijken
- ontwijken
- ontwijken
o.v.t.
- ontweek
- ontweek
- ontweek
- ontweken
- ontweken
- ontweken
v.t.t.
- heb ontweken
- hebt ontweken
- heeft ontweken
- hebben ontweken
- hebben ontweken
- hebben ontweken
v.v.t.
- had ontweken
- had ontweken
- had ontweken
- hadden ontweken
- hadden ontweken
- hadden ontweken
o.t.t.t.
- zal ontwijken
- zult ontwijken
- zal ontwijken
- zullen ontwijken
- zullen ontwijken
- zullen ontwijken
o.v.t.t.
- zou ontwijken
- zou ontwijken
- zou ontwijken
- zouden ontwijken
- zouden ontwijken
- zouden ontwijken
en verder
- ben ontweken
- bent ontweken
- is ontweken
- zijn ontweken
- zijn ontweken
- zijn ontweken
diversen
- ontwijk!
- ontwijkt!
- ontweken
- ontwijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontwijken:
Wiktionary Translations for ontwijken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontwijken | → evadir; esquivar | ↔ dodge — to avoid by moving out of the way |
• ontwijken | → esquivar | ↔ eschew — avoid, shun |
• ontwijken | → evitar | ↔ shun — to avoid |
• ontwijken | → prevenir | ↔ ward off — to avert or prevent |
• ontwijken | → adornar; ornamentar; evitar; rehuir | ↔ parer — Traductions à trier suivant le sens |
• ontwijken | → evitar; evadir; rehuir; esquivar | ↔ éviter — Échapper à |