Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ontzien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontzie from Dutch to Spanish

ontzien:

ontzien [znw.] noun

  1. ontzien (eerbiediging)
    la observancia; el respeto; la estimación; la acatación

ontzien verb (ontzie, ontziet, ontzag, ontzagen, ontzien)

  1. ontzien (in acht nemen; verschonen; sparen)

Conjugations for ontzien:

o.t.t.
  1. ontzie
  2. ontziet
  3. ontziet
  4. ontzien
  5. ontzien
  6. ontzien
o.v.t.
  1. ontzag
  2. ontzag
  3. ontzag
  4. ontzagen
  5. ontzagen
  6. ontzagen
v.t.t.
  1. heb ontzien
  2. hebt ontzien
  3. heeft ontzien
  4. hebben ontzien
  5. hebben ontzien
  6. hebben ontzien
v.v.t.
  1. had ontzien
  2. had ontzien
  3. had ontzien
  4. hadden ontzien
  5. hadden ontzien
  6. hadden ontzien
o.t.t.t.
  1. zal ontzien
  2. zult ontzien
  3. zal ontzien
  4. zullen ontzien
  5. zullen ontzien
  6. zullen ontzien
o.v.t.t.
  1. zou ontzien
  2. zou ontzien
  3. zou ontzien
  4. zouden ontzien
  5. zouden ontzien
  6. zouden ontzien
en verder
  1. ben ontzien
  2. bent ontzien
  3. is ontzien
  4. zijn ontzien
  5. zijn ontzien
  6. zijn ontzien
diversen
  1. ontzie!
  2. ontziet!
  3. ontzien
  4. ontziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontzien:

NounRelated TranslationsOther Translations
acatación eerbiediging; ontzien
estimación eerbiediging; ontzien achting; becijfering; berekening; calculatie; eerbied; gissing; inschatting; ontzag; raming; respect; schatting; taxatie; waardebepaling; waardeschatting
observancia eerbiediging; ontzien inachtneming
respeto eerbiediging; ontzien aanzien; achting; eerbied; eerbiediging; hoogachting; huldeblijk; inachtneming; niveau; ontzag; respect; waardering
VerbRelated TranslationsOther Translations
perdonar in acht nemen; ontzien; sparen; verschonen cadeau doen; cadeau geven; doneren; excuseren; excuses aanbieden; geven; gunnen; gunst verlenen; kwijtschelden; schenken; vergeven; vergiffenis schenken; verontschuldigen
respetar in acht nemen; ontzien; sparen; verschonen achten; eerbiedigen; hoogachten; hoogschatten; houden aan; respecteren

Wiktionary Translations for ontzien:


Cross Translation:
FromToVia
ontzien deplorar; arrepentirse de; lamentar regretter — Avoir du chagrin de l’absence, de la perte, de la mort de quelqu’un.