Noun | Related Translations | Other Translations |
bordear
|
|
laveren
|
cruzar
|
|
overlopen; oversteken
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
bandearse
|
opkruisen; oplaveren
|
laveren; schipperen
|
bordear
|
opkruisen; oplaveren
|
afzetten; koers zetten naar; koersen naar; kruisen; laveren; omranden; tegen de wind in varen
|
clavar
|
opkruisen; oplaveren
|
aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
|
contemporizar
|
opkruisen; oplaveren
|
laveren; schipperen
|
crucificar
|
opkruisen; oplaveren
|
een kruis slaan; kruisen; kruisigen
|
cruzar
|
opkruisen; oplaveren
|
doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; dwars oversteken; een kruis slaan; in tweeën houwen; keperen; klieven; kloven; kruisen; overgaan; oversteken
|
dar una de cal y otra de arena
|
opkruisen; oplaveren
|
|
maniobrar
|
opkruisen; oplaveren
|
beroeren; bewegen; exerceren; in beweging brengen; koers zetten naar; koersen naar; manoeuvreren; marcheren
|
nadar y guardar la ropa
|
opkruisen; oplaveren
|
|
navegar
|
opkruisen; oplaveren
|
bevaren; koers zetten naar; koersen naar; kruisen; laveren; navigeren; stevenen; tegen de wind in varen; varen; zeilen
|
transigir
|
opkruisen; oplaveren
|
|
virar de bordo
|
opkruisen; oplaveren
|
|