Dutch

Detailed Translations for opponent from Dutch to Spanish

opponent:

opponent [de ~ (m)] noun

  1. de opponent
    el oponente; el enemigo; el adversario; el rival; la antagonista; el contrincante; el opositor; el partido contrario; la persona que vota en contra; el candidato del contrario; el objetante

Translation Matrix for opponent:

NounRelated TranslationsOther Translations
adversario opponent tegenkandidaat; tegenpartij muziek; tegenstander; tegenstemmer; tegenstrever
antagonista opponent tegenpartij muziek; tegenstander; tegenstemmer; tegenstemster; tegenstrever
candidato del contrario opponent tegenkandidaat
contrincante opponent concurrent; mededinger; tegenstander; tegenstemster; tegenstrever
enemigo opponent hater; tegenkandidaat; tegenspeler; tegenstander; tegenstemmer; tegenstreefster; tegenstrever; vijand; vijandin
objetante opponent tegenspeler; tegenstemmer; tegenstemster
oponente opponent tegenkandidaat; tegenspeler; tegenstemmer; tegenstemster
opositor opponent tegenkandidaat; tegenspeler; tegenstemmer
partido contrario opponent oppositie; tegenkandidaat; tegenpartij; tegenspeler; tegenstemmer
persona que vota en contra opponent tegenstemmer; tegenstemster
rival opponent concurrent; mededinger; rivaal; tegenkandidaat; wedijveraar
ModifierRelated TranslationsOther Translations
enemigo afkerig van; hatelijk; stekelig; vijandelijk; vijandig

Related Words for "opponent":

  • opponenten

Wiktionary Translations for opponent:


Cross Translation:
FromToVia
opponent oponente opponent — a rival