Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opschonen:


Dutch

Detailed Translations for opschonen from Dutch to Spanish

opschonen:

opschonen verb

  1. opschonen

Translation Matrix for opschonen:

NounRelated TranslationsOther Translations
limpiar afnemen; afstoffen; afwissen; boenen
VerbRelated TranslationsOther Translations
limpiar opschonen afvegen; afwissen; gladmaken; gladwrijven; kaken; klusje opknappen; klussen; opruimen; reinigen; schoon maken; schoonmaken; schoonpoetsen; uitgommen; uitmesten; uitruimen; uitsnijden; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vis kaken; vlakken; wegvegen; wissen; zuiveren