Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. pekelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pekelt from Dutch to Spanish

pekelen:

pekelen verb (pekel, pekelt, pekelde, pekelden, gepekeld)

  1. pekelen

Conjugations for pekelen:

o.t.t.
  1. pekel
  2. pekelt
  3. pekelt
  4. pekelen
  5. pekelen
  6. pekelen
o.v.t.
  1. pekelde
  2. pekelde
  3. pekelde
  4. pekelden
  5. pekelden
  6. pekelden
v.t.t.
  1. heb gepekeld
  2. hebt gepekeld
  3. heeft gepekeld
  4. hebben gepekeld
  5. hebben gepekeld
  6. hebben gepekeld
v.v.t.
  1. had gepekeld
  2. had gepekeld
  3. had gepekeld
  4. hadden gepekeld
  5. hadden gepekeld
  6. hadden gepekeld
o.t.t.t.
  1. zal pekelen
  2. zult pekelen
  3. zal pekelen
  4. zullen pekelen
  5. zullen pekelen
  6. zullen pekelen
o.v.t.t.
  1. zou pekelen
  2. zou pekelen
  3. zou pekelen
  4. zouden pekelen
  5. zouden pekelen
  6. zouden pekelen
en verder
  1. is gepekeld
  2. zijn gepekeld
diversen
  1. pekel!
  2. pekelt!
  3. gepekeld
  4. pekelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pekelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
echar en sal pekelen inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; zouten
salar pekelen inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; zouten

Related Words for "pekelen":


Wiktionary Translations for pekelen:


Cross Translation:
FromToVia
pekelen adobar; salar; curar con sal saler — (cuisine) assaisonner avec du sel.