Dutch
Detailed Translations for presenteren from Dutch to Spanish
presenteren:
-
presenteren (laten zien; tonen; vertonen)
-
presenteren (tonen; voorleggen; laten zien; offreren; aanbieden)
-
presenteren (offreren; aanbieden)
Conjugations for presenteren:
o.t.t.
- presenteer
- presenteert
- presenteert
- presenteren
- presenteren
- presenteren
o.v.t.
- presenteerde
- presenteerde
- presenteerde
- presenteerden
- presenteerden
- presenteerden
v.t.t.
- heb gepresenteerd
- hebt gepresenteerd
- heeft gepresenteerd
- hebben gepresenteerd
- hebben gepresenteerd
- hebben gepresenteerd
v.v.t.
- had gepresenteerd
- had gepresenteerd
- had gepresenteerd
- hadden gepresenteerd
- hadden gepresenteerd
- hadden gepresenteerd
o.t.t.t.
- zal presenteren
- zult presenteren
- zal presenteren
- zullen presenteren
- zullen presenteren
- zullen presenteren
o.v.t.t.
- zou presenteren
- zou presenteren
- zou presenteren
- zouden presenteren
- zouden presenteren
- zouden presenteren
en verder
- ben gepresenteerd
- bent gepresenteerd
- is gepresenteerd
- zijn gepresenteerd
- zijn gepresenteerd
- zijn gepresenteerd
diversen
- presenteer!
- presenteert!
- gepresenteerd
- presenterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for presenteren:
Synonyms for "presenteren":
Related Definitions for "presenteren":
Wiktionary Translations for presenteren:
presenteren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• presenteren | → ofrecer | ↔ offer — propose |
• presenteren | → presentar; mostrar | ↔ present — bring into the presence of |
• presenteren | → ofrecer; regalar; ofertar; ofrendar | ↔ offrir — présenter quelque chose à quelqu’un, souhaiter qu’il l’accepter. |
• presenteren | → presentar; retratar; representar | ↔ présenter — Traductions à trier suivant le sens |