Summary
Dutch
Detailed Translations for rukken from Dutch to Spanish
rukken:
-
rukken (trekken)
Conjugations for rukken:
o.t.t.
- ruk
- rukt
- rukt
- rukken
- rukken
- rukken
o.v.t.
- rukte
- rukte
- rukte
- rukten
- rukten
- rukten
v.t.t.
- heb gerukt
- hebt gerukt
- heeft gerukt
- hebben gerukt
- hebben gerukt
- hebben gerukt
v.v.t.
- had gerukt
- had gerukt
- had gerukt
- hadden gerukt
- hadden gerukt
- hadden gerukt
o.t.t.t.
- zal rukken
- zult rukken
- zal rukken
- zullen rukken
- zullen rukken
- zullen rukken
o.v.t.t.
- zou rukken
- zou rukken
- zou rukken
- zouden rukken
- zouden rukken
- zouden rukken
en verder
- ben gerukt
- bent gerukt
- is gerukt
- zijn gerukt
- zijn gerukt
- zijn gerukt
diversen
- ruk!
- rukt!
- gerukt
- rukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rukken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
atraer | lokken; verleiden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
arrastrar | rukken; trekken | aanslepen; erdoor halen; omhooghalen; ophalen; slepen; sleuren; trekken; versjouwen; voorttrekken |
atraer | rukken; trekken | aantrekken; bijtrekken; dichtbijlokken; erbij trekken; lokken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; sleuren; tevoorschijn lokken |
Related Words for "rukken":
ruk:
Translation Matrix for ruk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
estirajón | haal; ruk; trek | |
estirón | haal; ruk; trek | aantrekken; straktrekken |
tirón | haal; ruk; trek | aantrekken; straktrekken; zakkenrollen; zakkenrollerij |