Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- samenleven:
-
User Contributed Translations for samenleven:
- convivir
Dutch
Detailed Translations for samenleven from Dutch to Spanish
samenleven:
-
samenleven (samenwonen)
vivir juntos-
vivir juntos verb
-
Conjugations for samenleven:
o.t.t.
- leef samen
- leeft samen
- leeft samen
- leven samen
- leven samen
- leven samen
o.v.t.
- leefde samen
- leefde samen
- leefde samen
- leefden samen
- leefden samen
- leefden samen
v.t.t.
- heb samengeleefd
- hebt samengeleefd
- heeft samengeleefd
- hebben samengeleefd
- hebben samengeleefd
- hebben samengeleefd
v.v.t.
- had samengeleefd
- had samengeleefd
- had samengeleefd
- hadden samengeleefd
- hadden samengeleefd
- hadden samengeleefd
o.t.t.t.
- zal samenleven
- zult samenleven
- zal samenleven
- zullen samenleven
- zullen samenleven
- zullen samenleven
o.v.t.t.
- zou samenleven
- zou samenleven
- zou samenleven
- zouden samenleven
- zouden samenleven
- zouden samenleven
diversen
- leef samen!
- leeft samen!
- samengeleefd
- samenlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for samenleven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
vivir juntos | samenleven; samenwonen |
User Contributed Translations:
Word | Translation | Votes |
---|---|---|
samenleven | convivir | 8 |
External Machine Translations: