Dutch
Detailed Translations for sleuren from Dutch to Spanish
sleuren:
-
sleuren
Conjugations for sleuren:
o.t.t.
- sleur
- sleurt
- sleurt
- sleuren
- sleuren
- sleuren
o.v.t.
- sleurde
- sleurde
- sleurde
- sleurden
- sleurden
- sleurden
v.t.t.
- heb gesleurd
- hebt gesleurd
- heeft gesleurd
- hebben gesleurd
- hebben gesleurd
- hebben gesleurd
v.v.t.
- had gesleurd
- had gesleurd
- had gesleurd
- hadden gesleurd
- hadden gesleurd
- hadden gesleurd
o.t.t.t.
- zal sleuren
- zult sleuren
- zal sleuren
- zullen sleuren
- zullen sleuren
- zullen sleuren
o.v.t.t.
- zou sleuren
- zou sleuren
- zou sleuren
- zouden sleuren
- zouden sleuren
- zouden sleuren
en verder
- ben gesleurd
- bent gesleurd
- is gesleurd
- zijn gesleurd
- zijn gesleurd
- zijn gesleurd
diversen
- sleur!
- sleurt!
- gesleurd
- sleurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for sleuren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
atraer | lokken; verleiden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
arrastrar | sleuren | aanslepen; erdoor halen; omhooghalen; ophalen; rukken; slepen; trekken; versjouwen; voorttrekken |
atraer | sleuren | aantrekken; bijtrekken; dichtbijlokken; erbij trekken; lokken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rekruteren; ronselen; rukken; tevoorschijn lokken; trekken |
Related Words for "sleuren":
sleur:
Translation Matrix for sleur:
Noun | Related Translations | Other Translations |
rutina | sleur | eentonigheid; eenvormigheid; ervaring; monotonie; ondervinden; ondervinding; praktijk; routine; saaiheid; stereotype; uniformiteit; vast patroon |