Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. spleten:
  2. spleet:
  3. splijten:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for spleten from Dutch to Spanish

spleten:

spleten [de ~] noun, plural

  1. de spleten (bergkloven; kloven)
    el abismos

Translation Matrix for spleten:

NounRelated TranslationsOther Translations
abismos bergkloven; kloven; spleten

Related Words for "spleten":


spleet:

spleet [de ~] noun

  1. de spleet (tussenruimte; kloof; uitsparing; opening)
    el abismo; la abertura; la grieta; la quebrada; el espacio intermedio; el barranco; la fisura; la hendidura; el espacio; el intervalo; el precipicio

Translation Matrix for spleet:

NounRelated TranslationsOther Translations
abertura kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing aanvang; achterbuurt; begin; buurtschap; doorkijk; eerlijkheid; gat; gehucht; gribus; insnijding; inzet; kijkje; krottenbuurt; krottenwijk; lek; lekken; onbevangenheid; openhartigheid; openheid; opening; oprechtheid; rechtschapenheid; rondborstigheid; rondheid; split; staartstuk; start; stuit
abismo kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing afgrond; diepte; grondeloze diepte; ravijn
barranco kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing bergkloof; bergspleet; kloof; ravijn; rotskloof
espacio kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing Space; heelal; interim; locatie; plaats; plek; ruimte; spatie; tussenpoos; tussentijd; universum; wereldruimte
espacio intermedio kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing heelal; ruimte; universum; wereldruimte
fisura kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing
grieta kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing barst; breuk; gleuf; kier; kiertje; krak; opening; rotsspelonk; rotsspleet; scheur; sleuf
hendidura kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing barst; bergkloof; bergspleet; breuk; buurtschap; gat; gehucht; geul; gleuf; groef; groeve; insnijding; kloof; krak; langwerpige uitholling; opening; rotskloof; rotsspleet; scheur; sleuf; split; spouw; vaargeul
intervalo kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing bereik; interim; interval; toonafstand; tussenpoos; tussentijd
precipicio kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing afgrond; bergkloof; bergspleet; diepte; grondeloze diepte; kloof; ravijn; rotskloof
quebrada kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing bergkloof; bergspleet; kloof; rotskloof

Related Words for "spleet":


Wiktionary Translations for spleet:


Cross Translation:
FromToVia
spleet rendija crack — narrow opening
spleet grieta fissure — a crack or opening, as in a rock
spleet ranura; abertura; rendija slit — narrow cut or opening; a slot
spleet raja slit — vulgar, slang: opening of the vagina
spleet grieta crevasse — Fente

splijten:

splijten verb (splijt, speet, spleten, gespleten)

  1. splijten (uiteensplijten; splitsen; kloven; klieven)

Conjugations for splijten:

o.t.t.
  1. splijt
  2. splijt
  3. splijt
  4. splijten
  5. splijten
  6. splijten
o.v.t.
  1. speet
  2. speet
  3. speet
  4. spleten
  5. spleten
  6. spleten
v.t.t.
  1. heb gespleten
  2. hebt gespleten
  3. heeft gespleten
  4. hebben gespleten
  5. hebben gespleten
  6. hebben gespleten
v.v.t.
  1. had gespleten
  2. had gespleten
  3. had gespleten
  4. hadden gespleten
  5. hadden gespleten
  6. hadden gespleten
o.t.t.t.
  1. zal splijten
  2. zult splijten
  3. zal splijten
  4. zullen splijten
  5. zullen splijten
  6. zullen splijten
o.v.t.t.
  1. zou splijten
  2. zou splijten
  3. zou splijten
  4. zouden splijten
  5. zouden splijten
  6. zouden splijten
en verder
  1. ben gespleten
  2. bent gespleten
  3. is gespleten
  4. zijn gespleten
  5. zijn gespleten
  6. zijn gespleten
diversen
  1. splijt!
  2. splijtt!
  3. gespleten
  4. splijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for splijten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hacer pedazos klieven; kloven; splijten; splitsen; uiteensplijten aan flarden scheuren; aan stukken breken; aan stukken slaan; aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; breken; fijnmaken; grootspreken; hakken; in stukken breken; in stukken hakken; ingooien; inslaan; kapot scheuren; kapotbreken; kapotgooien; kapotslaan; kleinmaken; knakken; opscheppen; opsnijden; platdrukken; smashen; snoeven; stukbreken; stukgooien; stukhakken; stukslaan; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren; verscheuren

Related Definitions for "splijten":

  1. in de lengte in stukken breken1
    • de plank splijt als je er een spijker in slaan1
  2. met iets scherps in stukken slaan1
    • hij splijt het houtblok met een bijl1

Wiktionary Translations for splijten:

splijten
verb
  1. langs een nerf in tweeën breken

Cross Translation:
FromToVia
splijten separar shed — to part or divide
splijten hender; rajar fendre — Traductions à trier suivant le sens