Summary
Dutch
Detailed Translations for terugkrijgen from Dutch to Spanish
terugkrijgen:
-
terugkrijgen (herkrijgen; weerkrijgen)
Conjugations for terugkrijgen:
o.t.t.
- krijg terug
- krijgt terug
- krijgt terug
- krijgen terug
- krijgen terug
- krijgen terug
o.v.t.
- kreeg terug
- kreeg terug
- kreeg terug
- kregen terug
- kregen terug
- kregen terug
v.t.t.
- heb teruggekregen
- hebt teruggekregen
- heeft teruggekregen
- hebben teruggekregen
- hebben teruggekregen
- hebben teruggekregen
v.v.t.
- had teruggekregen
- had teruggekregen
- had teruggekregen
- hadden teruggekregen
- hadden teruggekregen
- hadden teruggekregen
o.t.t.t.
- zal terugkrijgen
- zult terugkrijgen
- zal terugkrijgen
- zullen terugkrijgen
- zullen terugkrijgen
- zullen terugkrijgen
o.v.t.t.
- zou terugkrijgen
- zou terugkrijgen
- zou terugkrijgen
- zouden terugkrijgen
- zouden terugkrijgen
- zouden terugkrijgen
en verder
- ben teruggekregen
- bent teruggekregen
- is teruggekregen
- zijn teruggekregen
- zijn teruggekregen
- zijn teruggekregen
diversen
- krijg terug!
- krijgt terug!
- teruggekregen
- terugkrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for terugkrijgen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cobrar | innen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cobrar | herkrijgen; terugkrijgen; weerkrijgen | aanroeren; aanstippen; casseren; even aanraken; factureren; geld in ontvangst nemen; in geld omzetten; in rekening brengen; incasseren; innen; kapitaliseren; verkrijgen; verwerven; verzilveren |
recobrar | herkrijgen; terugkrijgen; weerkrijgen | heroveren; hervinden; terugvinden |
Wiktionary Translations for terugkrijgen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• terugkrijgen | → recuperar | ↔ retrieve — to regain or get back something |
• terugkrijgen | → retirar; recuperar; arrancar | ↔ retirer — tirer à nouveau. |