Summary


Dutch

Detailed Translations for teutten from Dutch to Spanish

teutten form of teuten:

Conjugations for teuten:

o.t.t.
  1. teut
  2. teut
  3. teut
  4. teuten
  5. teuten
  6. teuten
o.v.t.
  1. teutte
  2. teutte
  3. teutte
  4. teutten
  5. teutten
  6. teutten
v.t.t.
  1. heb geteut
  2. hebt geteut
  3. heeft geteut
  4. hebben geteut
  5. hebben geteut
  6. hebben geteut
v.v.t.
  1. had geteut
  2. had geteut
  3. had geteut
  4. hadden geteut
  5. hadden geteut
  6. hadden geteut
o.t.t.t.
  1. zal teuten
  2. zult teuten
  3. zal teuten
  4. zullen teuten
  5. zullen teuten
  6. zullen teuten
o.v.t.t.
  1. zou teuten
  2. zou teuten
  3. zou teuten
  4. zouden teuten
  5. zouden teuten
  6. zouden teuten
en verder
  1. ben geteut
  2. bent geteut
  3. is geteut
  4. zijn geteut
  5. zijn geteut
  6. zijn geteut
diversen
  1. teut!
  2. teutt!
  3. geteut
  4. teutend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for teuten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
demorar aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; dubben; ophouden; opschorten; opschuiven; rekken; talmen; temporiseren; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven; weifelen
demorarse aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; dubben; ophouden; rekken; talmen; temporiseren; vertragen; weifelen
hacer más lento aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren
holgazanear dralen; drentelen; talmen; teuten; treuzelen aanklooien; klooien; lanterfanten; leeglopen; lijntrekken; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rotzooien; vrijlopen
retrasar aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren opschorten; opschuiven; rekken; temporiseren; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
tardar aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
vacilar aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren aarzelen; betwijfelen; fluctueren; omwisselen; twijfelen; variëren; wankelen; weifelen; wisselen

Related Words for "teuten":


External Machine Translations: