Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. toetasten:


Dutch

Detailed Translations for toetasten from Dutch to Spanish

toetasten:

toetasten verb (tast toe, tastte toe, tastten toe, toegetast)

  1. toetasten (toegrijpen; zich bedienen; grijpen; ingrijpen; aanpakken)

Conjugations for toetasten:

o.t.t.
  1. tast toe
  2. tast toe
  3. tast toe
  4. tasten toe
  5. tasten toe
  6. tasten toe
o.v.t.
  1. tastte toe
  2. tastte toe
  3. tastte toe
  4. tastten toe
  5. tastten toe
  6. tastten toe
v.t.t.
  1. heb toegetast
  2. hebt toegetast
  3. heeft toegetast
  4. hebben toegetast
  5. hebben toegetast
  6. hebben toegetast
v.v.t.
  1. had toegetast
  2. had toegetast
  3. had toegetast
  4. hadden toegetast
  5. hadden toegetast
  6. hadden toegetast
o.t.t.t.
  1. zal toetasten
  2. zult toetasten
  3. zal toetasten
  4. zullen toetasten
  5. zullen toetasten
  6. zullen toetasten
o.v.t.t.
  1. zou toetasten
  2. zou toetasten
  3. zou toetasten
  4. zouden toetasten
  5. zouden toetasten
  6. zouden toetasten
en verder
  1. ben toegetast
  2. bent toegetast
  3. is toegetast
  4. zijn toegetast
  5. zijn toegetast
  6. zijn toegetast
diversen
  1. tast toe!
  2. tastt toe!
  3. toegetast
  4. toetastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toetasten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
servirse aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen
servirse a sí mismo aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen