Dutch
Detailed Translations for uitfluiten from Dutch to Spanish
uitfluiten:
-
uitfluiten
Conjugations for uitfluiten:
o.t.t.
- fluit uit
- fluit uit
- fluit uit
- fluiten uit
- fluiten uit
- fluiten uit
o.v.t.
- floot uit
- floot uit
- floot uit
- floten uit
- floten uit
- floten uit
v.t.t.
- heb uitgefloten
- hebt uitgefloten
- heeft uitgefloten
- hebben uitgefloten
- hebben uitgefloten
- hebben uitgefloten
v.v.t.
- had uitgefloten
- had uitgefloten
- had uitgefloten
- hadden uitgefloten
- hadden uitgefloten
- hadden uitgefloten
o.t.t.t.
- zal uitfluiten
- zult uitfluiten
- zal uitfluiten
- zullen uitfluiten
- zullen uitfluiten
- zullen uitfluiten
o.v.t.t.
- zou uitfluiten
- zou uitfluiten
- zou uitfluiten
- zouden uitfluiten
- zouden uitfluiten
- zouden uitfluiten
en verder
- ben uitgefloten
- bent uitgefloten
- is uitgefloten
- zijn uitgefloten
- zijn uitgefloten
- zijn uitgefloten
diversen
- fluit uit!
- fluitt uit!
- uitgefloten
- uitfluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitfluiten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abuchear | uitfluiten | |
silbar | uitfluiten | blazen; fluisteren; fluiten; knisperen; lispelen; pijpen; ritselen; ruisen; sissen; suizelen; suizen |
sisear | uitfluiten |
External Machine Translations: