Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. uitleveren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitleveren from Dutch to Spanish

uitleveren:

uitleveren verb (lever uit, levert uit, leverde uit, leverden uit, uitgeleeefd)

  1. uitleveren (capituleren; opgeven; zich overgeven; overgeven)

Conjugations for uitleveren:

o.t.t.
  1. lever uit
  2. levert uit
  3. levert uit
  4. leveren uit
  5. leveren uit
  6. leveren uit
o.v.t.
  1. leverde uit
  2. leverde uit
  3. leverde uit
  4. leverden uit
  5. leverden uit
  6. leverden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeleeefd
  2. hebt uitgeleeefd
  3. heeft uitgeleeefd
  4. hebben uitgeleeefd
  5. hebben uitgeleeefd
  6. hebben uitgeleeefd
v.v.t.
  1. had uitgeleeefd
  2. had uitgeleeefd
  3. had uitgeleeefd
  4. hadden uitgeleeefd
  5. hadden uitgeleeefd
  6. hadden uitgeleeefd
o.t.t.t.
  1. zal uitleveren
  2. zult uitleveren
  3. zal uitleveren
  4. zullen uitleveren
  5. zullen uitleveren
  6. zullen uitleveren
o.v.t.t.
  1. zou uitleveren
  2. zou uitleveren
  3. zou uitleveren
  4. zouden uitleveren
  5. zouden uitleveren
  6. zouden uitleveren
en verder
  1. ben uitgeleeefd
  2. bent uitgeleeefd
  3. is uitgeleeefd
  4. zijn uitgeleeefd
  5. zijn uitgeleeefd
  6. zijn uitgeleeefd
diversen
  1. lever uit!
  2. levert uit!
  3. uitgeleeefd
  4. uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitleveren:

NounRelated TranslationsOther Translations
enviar verzending
VerbRelated TranslationsOther Translations
devolver capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven afstaan; belonen; betalen; bezoldigen; braken; honoreren; kotsen; overgeven; restitueren; retourneren; salariëren; spugen; spuwen; terecht brengen; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; teruggooien; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; uitbraken; vomeren
entregar a capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; thuisbezorgen
enviar capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven afwijzen; doen toekomen; doorsturen; doorzenden; iem. iets sturen; insturen; inzenden; nazenden; ontheffen; ontslaan; opsturen; overmaken; posten; rondsturen; rondzenden; sturen; toezenden; uitsturen; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; weigeren; zenden
mandar capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven aanvoeren; afgeven; afleveren; beheersen; belasten; bestellen; besturen; bevel voeren over; bevelen; bezorgen; brengen; commanderen; de overhand hebben; decreteren; dicteren; doen toekomen; doordrijven; gebieden; gelasten; heerschappij voeren; heersen; heersen over; iem. iets sturen; instructie geven; instrueren; insturen; inzenden; leiden; leiding geven; leidinggeven; machtiger zijn; majoreren; managen; onderwerpen; ontheffen; ontslaan; opdracht geven; opdragen; opsturen; overhandigen; overheersen; overmaken; posten; sturen; thuisbezorgen; toezenden; uitsturen; verordenen; verordonneren; versturen; verzenden; voorschrijven; voorzitten; wegsturen; wegzenden; zenden
remitir capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven geld overmaken; opsturen; overboeken; overschrijven; overzenden; posten; sturen; terugbezorgen; teruggooien; terugsturen; terugwerpen; toezenden; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
retransmitir capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven heruitzenden; omroepen; opsturen; posten; programma uitzenden; sturen; toezenden; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden

Related Definitions for "uitleveren":

  1. aan de rechtbank van een ander land overdragen1
    • de verdachte werd uitgeleverd aan Frankrijk1

Wiktionary Translations for uitleveren:

uitleveren
verb
  1. een gevangene in handen van een andere autoriteit overdragen

Cross Translation:
FromToVia
uitleveren extraditar extradite — to remove a person from one state to another by legal process
uitleveren enviar ship — to send a parcel or container