Dutch
Detailed Translations for uitmaken from Dutch to Spanish
uitmaken:
-
uitmaken (uitschakelen; uitzetten; afzetten; uitdoen)
-
uitmaken (uit elkaar gaan)
Conjugations for uitmaken:
o.t.t.
- maak uit
- maakt uit
- maakt uit
- maken uit
- maken uit
- maken uit
o.v.t.
- maakte uit
- maakte uit
- maakte uit
- maakten uit
- maakten uit
- maakten uit
v.t.t.
- heb uitgemaakt
- hebt uitgemaakt
- heeft uitgemaakt
- hebben uitgemaakt
- hebben uitgemaakt
- hebben uitgemaakt
v.v.t.
- had uitgemaakt
- had uitgemaakt
- had uitgemaakt
- hadden uitgemaakt
- hadden uitgemaakt
- hadden uitgemaakt
o.t.t.t.
- zal uitmaken
- zult uitmaken
- zal uitmaken
- zullen uitmaken
- zullen uitmaken
- zullen uitmaken
o.v.t.t.
- zou uitmaken
- zou uitmaken
- zou uitmaken
- zouden uitmaken
- zouden uitmaken
- zouden uitmaken
en verder
- ben uitgemaakt
- bent uitgemaakt
- is uitgemaakt
- zijn uitgemaakt
- zijn uitgemaakt
- zijn uitgemaakt
diversen
- maak uit!
- maakt uit!
- uitgemaakt
- uitmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitmaken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
desconectar | loskoppelen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
desconectar | afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten | afbakenen; afkoppelen; afpalen; afsluiten; afzetten; amputeren; begrenzen; concluderen; debrayeren; dichtdoen; een gevolgtrekking maken; loskrijgen; losmaken; lostornen; omlijnen; ontkoppelen; opmaken uit; stilzetten; stoppen; tornen; tot stilstand brengen; uithalen; uitschakelen; uittrekken; verbinding verbreken; verneuken |
desenchufar | afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten | |
divorciarse | uit elkaar gaan; uitmaken | scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteenhalen |
romper una relación de pareja | uit elkaar gaan; uitmaken | |
sofocar | uit elkaar gaan; uitmaken | de kop indrukken; iem. verstikken; onderdrukken; smoren; verstikken |
- | bepalen; beslissen; besluiten; vaststellen |
Synonyms for "uitmaken":
Antonyms for "uitmaken":
Related Definitions for "uitmaken":
Wiktionary Translations for uitmaken:
uitmaken
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitmaken | → da igual; no importa; es igual | ↔ never mind — it is not important |
• uitmaken | → no se preocupe; no te preocupes | ↔ never mind — do not be concerned (about someone or something, or about doing something) |
• uitmaken | → dejar de; cesar; acabar; terminar | ↔ cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer. |
• uitmaken | → decidir; resolver | ↔ décider — résoudre après examen une chose douteux et contester. |
• uitmaken | → terminar; acabar | ↔ finir — achever, terminer, arriver à échéance, cesser, finaliser. |
• uitmaken | → anular; contramandar; liquidar; eliminar; exterminar | ↔ supprimer — Traductions à trier suivant le sens |
• uitmaken | → acabar; terminar | ↔ terminer — borner, limiter. |
• uitmaken | → apagar; extinguir | ↔ éteindre — cesser l’ignition d’une chose. |
• uitmaken | → arrebatar; eliminar | ↔ ôter — tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux. |