Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- vastgesteld:
- vaststellen:
-
Wiktionary:
- vaststellen → determinar, averiguar, establecer, retener, constatar, comprobar, fijar, definir
Dutch
Detailed Translations for vastgesteld from Dutch to Spanish
vastgesteld:
-
vastgesteld (definitief; vaststaand; permanent)
Translation Matrix for vastgesteld:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
definitivo | definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand | achterste; definitief; definitieve; finaal; laatste; onherstelbaar; onverandelijk; onweerlegbaar; permanent; reddeloos; vast en zeker; voorgoed |
irrevocable | definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand | achterste; definitieve; finaal; laatste; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; onweerlegbaar; vast en zeker |
Related Words for "vastgesteld":
vaststellen:
-
vaststellen (determineren; bepalen)
determinar; comprobar; fijar; constatar; definir; establecer; identificar; estipular-
determinar verb
-
comprobar verb
-
fijar verb
-
constatar verb
-
definir verb
-
establecer verb
-
identificar verb
-
estipular verb
-
-
vaststellen (constateren)
Conjugations for vaststellen:
o.t.t.
- stel vast
- stelt vast
- stelt vast
- stellen vast
- stellen vast
- stellen vast
o.v.t.
- stelde vast
- stelde vast
- stelde vast
- stelden vast
- stelden vast
- stelden vast
v.t.t.
- heb vastgesteld
- hebt vastgesteld
- heeft vastgesteld
- hebben vastgesteld
- hebben vastgesteld
- hebben vastgesteld
v.v.t.
- had vastgesteld
- had vastgesteld
- had vastgesteld
- hadden vastgesteld
- hadden vastgesteld
- hadden vastgesteld
o.t.t.t.
- zal vaststellen
- zult vaststellen
- zal vaststellen
- zullen vaststellen
- zullen vaststellen
- zullen vaststellen
o.v.t.t.
- zou vaststellen
- zou vaststellen
- zou vaststellen
- zouden vaststellen
- zouden vaststellen
- zouden vaststellen
en verder
- ben vastgesteld
- bent vastgesteld
- is vastgesteld
- zijn vastgesteld
- zijn vastgesteld
- zijn vastgesteld
diversen
- stel vast!
- stelt vast!
- vastgesteld
- vaststellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
vaststellen (bepalen)
Translation Matrix for vaststellen:
Synonyms for "vaststellen":
Related Definitions for "vaststellen":
Wiktionary Translations for vaststellen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vaststellen | → determinar; averiguar; establecer | ↔ ascertain — find out; discover or establish |
• vaststellen | → determinar | ↔ determine — to set the limits of |
• vaststellen | → establecer | ↔ establish — To prove and cause to be accepted as true; to establish a fact; to demonstrate |
• vaststellen | → retener | ↔ festhalten — deutlich erwähnen; in Erinnerung rufen |
• vaststellen | → constatar; comprobar | ↔ constater — vx|fr Rendre évident. |
• vaststellen | → fijar; definir | ↔ fixer — attacher, affermir, rendre immobile, maintenir en place. |