Dutch

Detailed Translations for verdwijnend from Dutch to Spanish

verdwijnend:

verdwijnend adj

  1. verdwijnend

Translation Matrix for verdwijnend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
desapareciendo verdwijnend

verdwijnen:

verdwijnen verb (verdwijn, verdwijnt, verdween, verdwenen, verdwenen)

  1. verdwijnen
  2. verdwijnen (afreizen; verlaten; wegtrekken; heengaan; wegreizen)

Conjugations for verdwijnen:

o.t.t.
  1. verdwijn
  2. verdwijnt
  3. verdwijnt
  4. verdwijnen
  5. verdwijnen
  6. verdwijnen
o.v.t.
  1. verdween
  2. verdween
  3. verdween
  4. verdwenen
  5. verdwenen
  6. verdwenen
v.t.t.
  1. ben verdwenen
  2. bent verdwenen
  3. is verdwenen
  4. zijn verdwenen
  5. zijn verdwenen
  6. zijn verdwenen
v.v.t.
  1. was verdwenen
  2. was verdwenen
  3. was verdwenen
  4. waren verdwenen
  5. waren verdwenen
  6. waren verdwenen
o.t.t.t.
  1. zal verdwijnen
  2. zult verdwijnen
  3. zal verdwijnen
  4. zullen verdwijnen
  5. zullen verdwijnen
  6. zullen verdwijnen
o.v.t.t.
  1. zou verdwijnen
  2. zou verdwijnen
  3. zou verdwijnen
  4. zouden verdwijnen
  5. zouden verdwijnen
  6. zouden verdwijnen
diversen
  1. verdwijn!
  2. verdwijnt!
  3. verdwenen
  4. verdwijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verdwijnen [znw.] noun

  1. verdwijnen (verdwijning)
    la desaparición

Translation Matrix for verdwijnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
desaparecer afsterven; tenietgaan; uitvallen; wegvallen
desaparición verdwijnen; verdwijning verlaten
largarse inrukken; ophoepelen
marcharse opbreken
salir heengaan; vertrekken; weggaan
VerbRelated TranslationsOther Translations
abandonar afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken aangeven; afbreken; afhaken; afkijken; afvallen; afzeggen; afzien van; afzien van rechtsvervolging; declareren; doodgaan; ermee uitscheiden; eruitstappen; heengaan; in de steek laten; inschrijven; inslapen; intekenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontslapen; opgeven; ophouden; overlijden; seponeren; spieken; staken; sterven; stoppen; tornen; uithalen; uitscheiden; uittrekken; verlaten; verscheiden; vertrekken
agotar afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afmatten; moe maken; opeten; opteren; opvreten; slopen; uitputten; verdorsten; vermoeien; vreten
alejarse de afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
correrse afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken in elkaar overlopen; vervagen; vervloeien
desaparecer verdwijnen aanrekenen; aanwrijven; achteruitgaan; afnemen; bezwijken; declineren; doodgaan; doorleven; doorstaan; heengaan; iemand iets verwijten; inslapen; kwalijk nemen; minder worden; missen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verdragen; verduren; verhuizen; verkassen; vermissen; verteren; wegvallen
disiparse verdwijnen
irse afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afreizen; de plaat poetsen; ervandoor gaan; gaan; heengaan; hem smeren; opbreken; opstappen; smeren; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich verwijderen
irse de viaje afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
largarse afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; gaan; heengaan; hem smeren; inrukken; met de noorderzon vertrekken; naar de vijand overlopen; opbreken; opdonderen; opflikkeren; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; oprotten; opstappen; vertrekken; weggaan; wegscheren; zich uit de voeten maken; zich wegscheren
marcharse afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken aanbinden; aanknopen; afreizen; beginnen; de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; gaan; heengaan; hem smeren; lopend weggaan; met de noorderzon vertrekken; opbreken; opstappen; smeren; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken; zich uit de voeten maken
partir afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; doorsnijden; gaan; heengaan; in tweeën houwen; klieven; kloven; opbreken; opstappen; reizen; rondreizen; scheiden; splitsen; trekken; uit elkaar halen; uiteenhalen; van wal gaan; van wal steken; vertrekken; weggaan; zwerven
salir afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afhaken; afreizen; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; bewaarheid worden; blijken; conveniëren; de hort op gaan; de plaat poetsen; deugen; eruit gaan; eruitgaan; eruitstappen; ervandoor gaan; extraheren; gaan; geraken; geschikt zijn; heengaan; hem smeren; loskomen; loskrijgen; losmaken; lostornen; naar de vijand overlopen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; passen; passend zijn; reizen; rondreizen; smeren; stappen; stoppen; terechtkomen; tornen; trekken; uitgaan; uithalen; uitkomen; uitrijden; uitstappen; uittrekken; verlaten; vertrekken; verwijderen; verzeilen; vluchten; vooraan staan; vooruitspringen; vooruitsteken; vrijkomen; weggaan; wegkomen; weglopen; wegreizen; wegrennen; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zwerven
zarpar afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken afvaren; blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; schreeuwen; uitvaren; uitvaren tegen; van wal gaan; vloeken
- overgaan
OtherRelated TranslationsOther Translations
salir uitkomen; uitstromen

Synonyms for "verdwijnen":


Antonyms for "verdwijnen":


Related Definitions for "verdwijnen":

  1. voorbij gaan1
    • de pijn is verdwenen1
  2. onzichtbaar worden door weg te gaan1
    • toen ik thuiskwam was hij verdwenen1

Wiktionary Translations for verdwijnen:

verdwijnen
verb
  1. wegraken
  2. afnemen

Cross Translation:
FromToVia
verdwijnen desaparecer disappear — to vanish
verdwijnen disminuir; menguar; desaparecer; agotarse dwindle — (intransitive) to decrease, shrink, vanish
verdwijnen desaparecer go — to disappear (jump)
verdwijnen desvanecerse; desaparecer vanish — become invisible or to move out of view unnoticed
verdwijnen desaparecer verschwinden — aufhören zu existieren, sich in Nichts auflösen
verdwijnen desaparecer disparaitrecesser de paraitre, ne plus être visible. Le participe passé est disparu, l’auxiliaire avoir et (rare/littéraire) être (pour indiquer l’état).
verdwijnen desaparecer disparaîtredissimuler, cacher.