Dutch
Detailed Translations for vergewis from Dutch to Spanish
vergewissen:
-
vergewissen
Conjugations for vergewissen:
o.t.t.
- vergewis
- vergewist
- vergewist
- vergewissen
- vergewissen
- vergewissen
o.v.t.
- vergewiste
- vergewiste
- vergewiste
- vergewisten
- vergewisten
- vergewisten
v.t.t.
- heb vergewist
- hebt vergewist
- heeft vergewist
- hebben vergewist
- hebben vergewist
- hebben vergewist
v.v.t.
- had vergewist
- had vergewist
- had vergewist
- hadden vergewist
- hadden vergewist
- hadden vergewist
o.t.t.t.
- zal vergewissen
- zult vergewissen
- zal vergewissen
- zullen vergewissen
- zullen vergewissen
- zullen vergewissen
o.v.t.t.
- zou vergewissen
- zou vergewissen
- zou vergewissen
- zouden vergewissen
- zouden vergewissen
- zouden vergewissen
diversen
- vergewis!
- vergewist!
- vergewist
- vergewissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vergewissen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
cerciorarse de que | vergewissen |
External Machine Translations: